Slachtoffers van een ongeval krijgen, bij vaststelling van de aansprakelijkheid, hun schade wegens verlies aan verdienvermogen vergoed. Indien het slachtoffer een arbeidsongeschiktheidsverzekering (AOV) heeft afgesloten, kan het slachtoffer daarnaast een uitkering wegens arbeidsongeschiktheid bij zijn verzekeraar claimen. Het slachtoffer krijgt daarmee de facto tweemaal een vergoeding van zijn schade die hij heeft geleden wegens arbeidsongeschiktheid. De vraag die aansprakelijkheidsverzekeraars en slachtoffers al enige tijd verdeeld houdt, is of de aansprakelijkheidsverzekeraar de verzekeringsuitkering die het slachtoffer van zijn AOV-verzekeraar ontvangt, mag verrekenen met de schade-uitkeringen die de aansprakelijkheidsverzekeraar wegens verlies aan verdienvermogen aan het slachtoffer moet vergoeden.

AOV: schade- of sommenverzekering?

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 oktober 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2828) aangegeven dat de AOV in beginsel een sommenverzekering is, waarbij geldt dat in geval van een sommenverzekering in beginsel verrekening niet aan de orde is. De vraag of de uitkeringen uit een AOV, die doorgaans kwalificeert als een sommenverzekering, maar vaak wel de kenmerken heeft van een schadeverzekering, verrekend mag worden, moet worden beantwoord aan de hand van de gezichtspunten die de Hoge Raad in zijn arrest van 1 oktober 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BM7808) heeft geformuleerd. Dit geldt uiteraard alleen als de verzekering gekwalificeerd wordt als een sommenverzekering.

AOV geen sommenverzekering

Achmea heeft in de discussie over de vraag of voordeelsverrekening aan de orde is bij de AOV primair het standpunt ingenomen dat de AOV gekwalificeerd moet worden als schadeverzekering. Wanneer immers sprake is van een schadeverzekering is voordeelsverrekening een feit. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (1 mei 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:4122) is in die gedachtegang meegegaan en heeft de AOV, die aan de orde was in de zaak die voorlag aan het hof, gekwalificeerd als schadeverzekering. Het hof heeft daartoe overwogen (r.o. 4.14): “Uit de polis en de daarbij behorende polisvoorwaarden […] moet worden afgeleid – en dat heeft ook verzekerde redelijkerwijs zo moeten begrijpen – dat de AOV een schadeverzekering is wat betreft de jaarrentes onder rubriek A en B. Zoals ook uit de bewoordingen van artikel 2.1 van de polisvoorwaarden blijkt, heeft de AOV het doel een periodieke uitkering te verlenen ter compensatie van inkomstenderving, waarbij de (hoogte van de) uitkering kan wijzigen of eindigen als de arbeidsongeschiktheid wijzigt of eindigt. Dit betekent dat de AOV dient ter vergoeding van de door verzekerde geleden inkomensschade. […] Concluderend is het hof dan ook van oordeel dat de AOV een inkomensvervangend karakter heeft en aldus gekwalificeerd kan worden als een schadeverzekering.”

Dit oordeel van het hof leidt ertoe dat Achmea gerechtigd is de verzekeringsuitkering uit de AOV te verrekenen met de schadevergoedingsuitkering die zij aan het slachtoffer moet vergoeden wegens verlies van verdienvermogen.

Alhoewel elke AOV anders tot stand komt en andere polisvoorwaarden kent, is het een bijzondere uitspraak, zeker gezien in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 3 oktober 2008. Evenwel doet het recht aan het beginsel dat een benadeelde recht heeft op volledige schadevergoeding, maar ook niet meer dan dat.