Netbeheerders zijn op grond van de Elektriciteitswet 1998 (hierna: ‘Elektriciteitswet’) verplicht iedereen die daarom verzoekt aan te sluiten op het net en het transport van die elektriciteit uit te voeren.

De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ‘ACM’) heeft 22 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een agrarisch ondernemer en Liander over het weigeren van transport van elektriciteit. In dit blog bespreken wij de aansluit- en transportplicht zoals opgenomen in de Elektriciteitswet en de uitspraak van de ACM.

Aansluitplicht

De netbeheerder is op grond van artikel 23 lid 1 Elektriciteitswet verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net. In artikel 23 lid 3 Elektriciteitswet is bepaald dat deze aansluiting dient te worden gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Deze redelijke termijn wordt volgens de bepaling geacht te zijn verstreken wanneer de gevraagde aansluiting (tot 10 MVA) niet binnen 18 weken is gerealiseerd.

 

De aansluitplicht werkt twee kanten op. Dit betekent dat deze geldt voor zowel de afname van stroom als het leveren van (duurzame) energie aan het net. Door de realisatie van windparken, zonneparken en (eigen) duurzame stroomvoorzieningen zoals zonnepanelen op het dak is het leveren van stroom aan het elektriciteitsnet de laatste jaren enorm toegenomen. Op grond van de aansluitplicht moet een netbeheerder, ook in een dergelijke situatie eenvoudigweg aansluiten. Verder geldt dat op grond van de aansluitplicht de netbeheerder zorg dient te dragen voor één aansluiting per onroerende zaak. Voor een tweede aansluiting op het net bestaat geen wettelijke aansluitplicht.

 

Zoals wij in een ander blog hebben toegelicht, ligt er op dit moment een wetsvoorstel voor de Energiewet. Belangrijk om te signaleren is dat in dit wetsvoorstel de termijn van 18 weken voor aansluiting op het net niet terugkomt.

Transportplicht

In het verlengde van de aansluitplicht ligt de transportplicht op grond van artikel 24 Elektriciteitswet. De transportplicht bepaalt dat de netbeheerder het transport van elektriciteit van en naar het aansluitpunt moet verzorgen. In artikel 24 lid 2 Elektriciteitswet is een uitzondering ten opzichte van de transportplicht opgenomen. Indien de netbeheerder redelijkerwijs onvoldoende capaciteit op zijn net heeft, geldt de plicht om elektriciteit te transporteren niet. Het is aan de netbeheerder om dat te bewijzen. Verder geldt ten aanzien van de uitzondering op de transportplicht op grond van artikel 24 lid 3 Elektriciteitswet dat de netbeheerder zich onthoudt van iedere vorm van discriminatie.

 

Een netbeheerder mag pas transport weigeren als hij alle maatregelen die hij kan nemen heeft uitgeput. Als dan blijkt dat onvoldoende transportcapaciteit beschikbaar is, mag de netbeheerder zich op het standpunt stellen dat hij redelijkerwijs geen capaciteit beschikbaar heeft. In die situatie mag de netbeheerder het gevraagde transport (gedeeltelijk) weigeren.

Besluit ACM van 22 december 2020

De ACM heeft in deze kwestie geoordeeld over een geschil tussen een agrarisch ondernemer en Liander. De ondernemer had al een aansluiting op het middenspanningsnet. Om duurzaam opgewekte elektriciteit terug te leveren verzocht de ondernemer Liander om een verzwaring van de bestaande aansluiting waarmee de opgewekte elektriciteit zou kunnen worden terug geleverd. Liander heeft de verzwaring van de aansluiting gerealiseerd, maar daarbij ook een transportbeperking opgelegd. Het gehele terugleververmogen van de ondernemer werd beperkt.
Liander betoogde dat de transportbeperking noodzakelijk was omdat zij congestie op haar net heeft op de plaats waar de ondernemer is aangesloten. De ondernemer heeft zich tot de ACM gewend omdat hij van mening was dat de weigering van Liander in strijd met de Elektriciteitswet was. Ook stelde de ondernemer onder andere dat de weigering door Liander onvoldoende was gemotiveerd en dat Liander in strijd heeft gehandeld met de verplichting tot non-discriminatoir handelen.

Netcode elektriciteit en congestiemanagement

De ACM oordeelt dat het uitvoeren van transport één van de kerntaken van netbeheerders is. Daarom moet een netbeheerder zich dan ook inspannen om aan deze verplichting te voldoen. Een netbeheerder mag enkel weigeren om transport uit te voeren wanneer zij redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft, aldus de ACM. Liander heeft volgens de ACM in deze kwestie inderdaad redelijkerwijs geen capaciteit beschikbaar om het gevraagde transport uit te voeren. Dit heeft Liander met haar capaciteitsprognoses voldoende aangetoond. Ook heeft Liander in overeenstemming gehandeld met het proces dat in de Netcode Elektriciteit. Een netbeheerder dient dit proces te volgen voordat hij tot de weigering van transport over mag gaan. Op grond van de Netcode dient een netbeheerder onder andere eerst een vooraankondiging en een onderzoek naar de mogelijkheden van congestiemanagement te doen.

 

Congestiemanagement is kort gezegd een systeem waarbij de netbeheerder die fysieke congestie voorziet aan producenten en afnemers vraagt om hun productie of afname van elektriciteit tijdelijk te verhogen of te verlagen, waardoor de beschikbare capaciteit wordt verdeeld. Deze partijen ontvangen hiervoor een vergoeding op dagelijkse basis.

 

Liander heeft volgens de ACM voldoende onderbouwd dat congestiemanagement in deze kwestie nettechnisch niet mogelijk is om toe te passen. Daarnaast waren er onvoldoende deelnemers voor congestiemanagement. De weigering om het gevraagde transport uit te voeren is volgens de ACM dus niet in strijd met de Elektriciteitswet en de huidige Netcode Elektriciteit.

First come, first served

Bij de toewijzing van beschikbare transportcapaciteit hanteert Liander – zoals de andere netbeheerders ook doen – het principe van ‘first come, first served’. De ACM oordeelt dat dit principe niet in strijd is met het discriminatieverbod uit artikel 24 lid 3 Elektriciteitswet. De situatie waarin iemand zich bevindt die voor het eerst een (uitbreiding van het) aanbod voor transport aanvraagt, is immers niet in relevante mate vergelijkbaar met de situatie waarin iemand zich bevindt die al transport is aangeboden en beschikbaar is gesteld. Daarnaast mag de netbeheerder geen ongerechtvaardigd onderscheid tussen de nieuwe aanvragers maken.

Tot slot oordeelt de ACM wel dat Liander tegenover de ondernemer, op het moment dat zij de duurzaam geproduceerde elektriciteit weigerde te transporteren, haar besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Daarmee heeft zij in strijd met artikel 24 lid 2 Elektriciteitswet gehandeld.

Afsluiting

Samenvattend zal een netbeheerder elke aansluiting tot 10 MVA binnen 18 weken moeten realiseren. In het verlengde van de aansluitplicht ligt de transportplicht voor elektriciteit. Deze verplichting om elektriciteit te transporteren kent een uitzondering. Indien redelijkerwijs niet voldoende capaciteit op het elektriciteitsnet bestaat, geldt de transportplicht niet. Het is aan de netbeheerder om te bewijzen dat redelijkerwijs geen capaciteit beschikbaar is. Ook moet hij, voordat hij over gaat tot weigering van transport, aantonen dat hij in overeenstemming met het proces zoals voorgeschreven in de Netcode Elektriciteit heeft gehandeld. De netbeheerder dient de weigering om te transporteren op het moment van weigering al goed onderbouwd toe te lichten.

 

De ACM heeft in het besproken besluit voor het eerst expliciet overwogen dat het principe van ‘first come, first served’ niet in strijd is met het discriminatieverbod, mits geen sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid tussen de nieuwe aanvragers. Dit principe kan dan ook worden gehanteerd bij het bepalen van de volgorde waarmee netbeheerders aanvragers helpen in gebieden waar sprake is van congestie.

 

Wilt u meer weten? Neem dan contact op met onze specialisten of met uw vaste contactpersoon.