Hoger beroepsprocedure tot pachtontbinding van ene broer tegen andere broer. Weliswaar is sprake van tekortkomingen in de nakoming van de pachtovereenkomst, maar de pachtkamer van het hof acht die van een te gering gewicht om de pachtovereenkomst te ontbinden. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 april 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3125

Feiten en achtergrond

Partijen verkeren in een ‘fikse broederlijke twist’. De ene broer pacht, sinds het overlijden van hun vader in 2009, grond van de andere broer. In de twist is de praktijk ontstaan dat de verpachter eist dat de pachter steeds stipt de exact juiste pachtsom betaalt. Indien pachter dat naar de mening van verpachter niet genoegzaam doet, richt verpachter zich tot de pachtrechter. Partijen hielden elkaar daarbij in een impasse met over een weer onduidelijkheden over de hoogte van het verschuldigde.

Eerste aanleg

In eerste aanleg vorderde de verpachter onder meer de veroordeling van de pachter tot betaling van achterstallige pacht en kosten met betrekking tot herziening van de pachtprijs en ontbinding van de pachtovereenkomst. De pachtkamer van de rechtbank heeft de pachter wel veroordeeld tot betaling van achterstallige pacht, te vermeerderen met 10% rente, en van kosten van herzieningen van de pachtprijs, maar heeft de ontbindingsvordering afgewezen.

Betalingsachterstanden van te gering gewicht voor ontbinding

In hoger beroep zijn partijen het intussen erover eens dat de pachter tijdig de juist pachtsom betaalt. Wel staat de betaling in 2015 nog ter discussie. In dat jaar had de pachter hetgeen hij over eerdere jaren naar zijn idee teveel had betaald met de pachtprijs over 2015 verrekend. De pachter heeft echter na het vonnis in eerste aanleg de verrekende vordering, vermeerderd met 10% rente, alsnog voldaan. Het hof acht deze tekortkoming in het licht van de omstandigheden van het geval van een te gering gewicht om de pachtovereenkomst te ontbinden. Van stelselmatige wanbetaling is voorts geen sprake.

 

Een (resterende) betalingsachterstand in de periode 1995-2008 kan volgens het hof niet zonder meer worden aangenomen.

 

Dan resteert nog een aangevoerde achterstallige betaling in 2009 en een te late betaling in 2011. De pachtkamer van de rechtbank had de pachter eerder veroordeeld tot betaling van achterstallige pacht in de periode 2006 – 2008, maar oordeelde dat die betalingsachterstanden de ontbinding van de pachtovereenkomst op dat moment niet konden dragen en dat van structureel tekortschieten geen sprake was. Het hof sluit zich bij die oordelen aan, in die zin dat de gebleken pachtachterstanden de ontbinding niet kunnen dragen en oordeelt de verrekening in 2015, anders dan de verpachter, niet de druppel die de emmer nu doet overlopen. Ook de omstandigheden dat de pacht in 2015 een dag te laat is betaald en de pachter in deze procedure vier maanden na het vonnis in eerste aanleg is overgegaan tot betaling, leggen onvoldoende gewicht in de schaal.

Gebruik ander perceel zonder recht of titel

Evenmin kan de omstandigheid dat de pachter een ander perceel in gebruik heeft gehad na de aankoop ervan door de vader, aangemerkt worden als een wanprestatie. Tussen partijen is niet in geschil dat vader zich jarenlang niet tegen het gebruik van dit het perceel heeft verzet en dat het gebruik inmiddels is beëindigd. Daartegenover is onvoldoende aangevoerd om tot een tekortkoming terzake te kunnen concluderen. Er is eerder geprocedeerd over de vraag of sprake was van pacht en of een tegenprestatie werd betaald of niet. In hoger beroep is geoordeeld dat niet bewezen was dat een tegenprestatie voor het gebruik werd voldaan zodat geen sprake was van pacht. De vraag of de ene broer toch gerechtigd was het perceel zonder tegenprestatie te gebruiken, is niet beoordeeld. Daarom kan niet enkel op grond van dat arrest worden gezegd dat hij het perceel zonder recht of titel gebruikte.

Achterhouden administratie

Ten aanzien van de stelling van de verpachter dat de pachter de administratie van vader heeft achtergehouden waardoor de verschuldigde pachtsom niet kon worden berekend, oordeelt het hof dat niet is komen vast te staan dat de administratie moedwillig is achtergehouden en dat een tekortkoming niet kan worden aangenomen.

Vergoeding kosten

In eerste aanleg is de pachter veroordeeld tot vergoeding van de kosten van de verpachter die rechtstreeks te maken hebben met de procedures bij de grondkamers, maar niet van de kosten van aangetekende verzending, een taxatierapport (€ 650), rechtskundige bijstand (€ 559,68) en  aanmaningen. Het hof oordeelt dat niet weersproken is dat de communicatie tussen beide broers uiterst moeizaam verloopt en dat de pachter regelmatig geweigerd heeft brieven van de verpachter te ontvangen. Anders dan de rechtbank, acht het hof het daarom redelijk dat de verpachter is overgegaan tot aangetekende verzending van stukken en veroordeelt de pachter in dat verband tot betaling van een bedrag van € 23,96. De kosten voor het taxatierapport hoeft de pachter niet te vergoeden, omdat bij een verzoek tot herziening doorgaans door de deskundige van de grondkamer een taxatierapport wordt opgemaakt en onvoldoende is toegelicht dat en waarom het redelijk was dat de verpachter een partijtaxatierapport heeft laten opmaken. De kosten van rechtskundige bijstand in de procedure bij de Centrale Grondkamer acht het hof redelijk en moeten wel door de pachter vergoed worden. De kosten van aanmaningen daarentegen niet.

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jessica de Roos, E: jessica.deroos@nysingh.nl | T: 026 357 57 34 | M: 06 51 38 50 02.