Een werknemer die zijn werkgever ingevolge artikel 7:658 BW aansprakelijk stelt voor de schade die hij stelt te lijden als gevolg van een ongeval op het werk, dient kortgezegd aan te tonen dat de schade daadwerkelijk is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden.

Slaagt hij daarin, dan kan de werkgever aansprakelijkheid afhouden door:

  • ofwel aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan,
  • aan te tonen dat de schade het gevolg is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van de werknemer of
  • aannemelijk te maken dat het wel voldoen aan de zorgplicht de schade van de werknemer niet had voorkomen.

De rechtbank Overijssel oordeelde in een uitspraak van 25 januari 2022 dat de werknemer niet met succes zijn werkgever voor zijn gestelde schade aansprakelijk kon houden. Niet alleen had de werkgever naar het oordeel van de kantonrechter aan zijn zorgplicht voldaan, ook was komen vast te staan dat de schade het gevolg was geweest van bewuste roekeloosheid van de werknemer (ECLI:NL:RBOVE:2022:286).

Wat speelde er in deze zaak?

De werknemer in kwestie was op enig moment werkzaam op het dak van een manege waar een lichtstraat moest worden aangebracht of vervangen. Daarbij was de werknemer met een harnasgordel met een paar meter lange vallijn gekoppeld aan een in lengterichting over het dak gespannen kabel. Een aangelijnde werknemer kon het dak op die manier gezekerd belopen en had daarnaast ook een paar meter ruimte rondom zich om gezekerd te manoeuvreren.

 

Op enig moment heeft de werknemer zijn vallijn losgekoppeld van de kabel, is een aantal passen achteruit gelopen en is vervolgens door een lichtdoorlatende dakplaat zeven meter naar beneden gevallen, met letsel tot gevolg.

De zorgplicht van de werkgever

De kantonrechter oordeelt in de eerste plaats dat de werkgever in kwestie aan haar zorgplicht heeft voldaan. De werkgever had namelijk adequate maatregelen en voorzieningen getroffen inzake het werken op hoogte en ter voorkoming van de verwezenlijking van valrisico’s. Zo werden de risico’s in de RI&E in kaart gebracht, vonden er zogeheten toolboxmeetings plaats die onder andere gingen over gevaren van werken op een hellend dak, werden de op het werk toegespitste risico’s meermaals geïnventariseerd en waren er technische voorzieningen met instructies daarover.

 

Bovendien kent de kantonrechter op dit punt ook betekenis toe aan een beslissing van de Inspectie SZW, gegeven als vervolg op een eerder boeterapport dat was afgegeven door een arbeidsinspecteur van de Inspectie. Uit de beslissing van de Inspectie volgde namelijk kortgezegd dat de risico’s van de werkzaamheden voldoende waren geïnventariseerd, dat de werknemer adequaat was gewaarschuwd en dat ook werd toegezien op naleving van de gegeven instructies.

Bewuste roekeloosheid van de werknemer

De kantonrechter buigt zich in deze zaak vervolgens over de vraag of de werkgever rekening diende te houden met het loskoppelen van de vallijn door de werknemer, of dat hij die handeling had moeten voorzien. Die vragen worden ontkennend beantwoord.

 

Om opzet of bewuste roekeloosheid van een werknemer aan te nemen, dient kortgezegd vast komen te staan dat de werknemer in kwestie zich onmiddellijk voorafgaand aan het ongeval bewust was van het risico van zijn gedrag. Hoewel dat niet zomaar wordt aangenomen, oordeelt de kantonrechter in deze zaak dat de schade van de werknemer in kwestie het gevolg is geweest van zijn eigen bewust roekeloos handelen en dat zijn werkgever daarvoor niet verantwoordelijk is.

 

Daarbij overweegt de kantonrechter namelijk dat de werknemer ervaren en goed geïnstrueerd was, hij wist dan ook dat het werk aangelijnd moest worden gedaan. De werknemer moest zich bewust zijn geweest van de risico’s en gevaren die het werken op een hoog en hellend dak meebrengt.

 

Daarnaast wordt daarbij in aanmerking genomen dat de werknemer de situatie ter plekke goed kende, dat hij voorafgaand aan de start van het werk had meegeholpen om de beveiligingsvoorzieningen op het dak aan te brengen en dat hij zelf had aangegeven dat de kans op doorzakken bij dit soort dakbedekking groot was. Daarbij is verder nog van belang dat vastgesteld werd dat de werknemer in aangelijnde toestand voldoende ruimte had om het werk te verrichten, met andere woorden: er was dus geen reden om zichzelf los te koppelen.

 

Dit alles brengt de kantonrechter tot de slotsom dat het handelen van de werknemer moet worden aangemerkt als bewust roekeloos handelen, wat betekent dat de gevolgen van dit handelen voor zijn eigen rekening blijven.

Conclusie

Hoewel de lat voor wat betreft de zorgplicht van de werkgever hoog ligt, illustreert deze uitspraak dat de aansprakelijkheid van een werkgever niet onbegrensd is. Bovendien blijkt uit deze uitspraak dat op de werknemer zelf wel degelijk een plicht rust om te handelen conform de geldende veiligheidsmaatregelen. Doet hij dat immers niet, dan bestaat er een kans dat opzet of bewuste roekeloosheid wordt aangenomen.