Rechtvaardigt de bemesting van natuurgrond met drijfmest (gedeeltelijke) pachtontbinding? De pachtkamer van het hof oordeelt – anders dan de rechtbank – van niet.

Wat was er aan de hand?

Pachter heeft een melkveebedrijf. Hij heeft ruim 39 ha in reguliere pacht, waarvan 5,3 ha als natuurgrond. Die natuurgronden zijn eerder omgezet van cultuurgrond naar natuurgrond. De verpachter heeft in dat kader een overeenkomst gesloten met de provincie en subsidie ontvangen. Voorwaarde was dat de grond niet langer zou worden gebruikt voor landbouw en om al datgene na te laten dat de ontwikkeling of instandhouding van het betrokken natuurbeheertype in gevaar brengt of verstoort. Met de pachter is afgesproken dat hij de natuur zal gaan beheren conform de voorwaarden van de provincie. Dat houdt in dat het grasland extensief moet worden beweid of gehooid en dat het doorgaans niet wordt bemest, maar dat bij uitzondering ruige stalmest of bekalking kan worden toegepast om verzuring tegen te gaan. Ook de rentmeester van verpachter heeft aangegeven dat bemesten met stalmest (onderhoudsbemesting) is toegestaan, indien noodzakelijk om de natuurdoelstellingen te bereiken.

 

Zonder daarover eerst met verpachter te overleggen, heeft de verpachter in mei 2018 drijfmest in plaats van (ruige) stalmest met een zodenbemester in een deel (ca. 2,25 ha) van de 5,3 ha natuurgrond geïnjecteerd.

 

Verpachter stelt dat pachter daarmee ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de pachtovereenkomst en vordert ontbinding van de pachtovereenkomst. Pachter is het daarmee niet eens en vordert op zijn beurt dat de verpachter wordt bevolen om maatregelen te nemen ter beperking van schade door wild of schadelijk ongedierte.

 

Schending van de afspraken

Het hof stelt voorop dat pachter de afspraken met verpachter heeft geschonden. Dat pachter niet voorafgaand aan deze injectie contact heeft opgenomen met verpachter acht het hof extra bezwaarlijk, omdat tussen partijen al een kwetsbare vertrouwensbasis bestond.

 

Toch geen (gedeeltelijke) ontbinding pachtovereenkomst

Toch rechtvaardigt dat in dit concrete geval geen (gedeeltelijke) ontbinding van de pachtovereenkomst. Pachter heeft aangevoerd dat hij voor het overige aan zijn verplichtingen heeft voldaan en bovendien niet willens en wetens schade heeft toegebracht aan de natuurgrond, maar juist heeft geprobeerd het natuurbeheertype te ondersteunen. Van een ernstige tekortkoming, die tot gedeeltelijke ontbinding van de pachtovereenkomst aanleiding geeft, is volgens hem dan ook geen sprake. Het hof volgt pachter daarin en acht daartoe – samengevat – het volgende van belang:

 

  • De natuurgrond bevond zich in een transitiefase, waarin geleidelijke verschraling moest plaatsvinden en overgangsbemesting het gewenste natuurbeheertype kan ondersteunen. Abrupt stoppen kan juist ongewenste gevolgen hebben, zoals ook uit een door pachter overgelegd deskundigenrapport blijkt.
  • Weliswaar is in een algemene omschrijving vermeld dat bij uitzondering ruige stalmest wordt aangebracht, maar pachter heeft aangevoerd dat dit gebied niet goed met vaste mest te bemesten is. Afgezien van de algemene omschrijving is niet duidelijk gemaakt hoe het beheer moest worden verricht, ondanks het verzoek daartoe van de pachter.
  • Pachter is niet over één nacht ijs gegaan bij zijn keuze drijfmest te injecteren. Hij heeft diverse voorlichtingsbijeenkomsten bezocht en de provincie geraadpleegd. Bovendien was het wel toegestaan op van Natuurmonumenten gepachte natuurgrond en heeft de bemesting plaatsgevonden op advies van een teeltadviseur.
  • Verpachter heeft op zijn beurt onvoldoende gemotiveerd dat daadwerkelijk schade is geleden. Zo is niet inzichtelijk gemaakt dat subsidies zijn misgelopen, boetes of een fiscale claim zijn verbeurd. Evenmin is deugdelijk onderbouwd dat de natuurgrond schade is toegebracht.
  • Gedeeltelijke ontbinding van de pachtovereenkomst treft pachter daarentegen bijzonder zwaar.
  • Pachter heeft toegezegd zich voortaan te houden aan de aanwijzingen van verpachter en een deskundige voor wat betreft het gebruik en beheer.

 

Tegen deze achtergrond concludeert het hof dat geen sprake is van een zodanig ernstige tekortkoming dat die zou moeten leiden tot (gedeeltelijke) ontbinding van de pachtovereenkomst.

 

Verpachter moet maatregelen nemen tegen overlast van wild

Het hof wijst de vordering van pachter wél toe. Pachter ondervindt van tijd tot tijd overlast van wild/schadelijk gedierte, vooral van wilde zwijnen. Hij vorderde de veroordeling van verpachter om maatregelen daartegen te nemen. In de pachtovereenkomst was opgenomen dat, indien de pachter schade ondervindt van wild of schadelijk gedierte, hij dit moet meedelen aan de verpachter en dat de verpachter dan onmiddellijk maatregelen moet nemen ter beperking van de schade als redelijkerwijs van hem verwacht kan worden. Het hof wijst de vordering daarom toe, onder oplegging van een dwangsom.