De rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2022:1755) heeft op 31 maart 2022 een beschikking gewezen over de aansprakelijkheid van de gemeente Amsterdam voor de schade die is ontstaan door een duikongeluk. In deze deelgeschilprocedure staat de vraag centraal of de gemeente jegens verzoeker in strijd heeft gehandeld met haar zorgplicht, in het bijzonder door geen waarschuwing af te geven voor ondiep water. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.

Een duik in het ondiepe

Waar ging het om in deze zaak? Op een avond in juni nam verzoeker een duik vanaf de kade van de Bogortuin in Amsterdam. De Bogortuin ligt aan de IJhaven. Het water van de IJhaven is omgeven door aan de ene kant de kade van de Bogortuin, aan de overkant een gebouw en – tussenbeide – een stenen terras. Dit stenen terras strekt zich uit over de gehele lengte tussen de kade en het gebouw en bestaat uit traptreden die richting het water gaan. De laatste trede ligt onder water, die overloopt in een betonnen plaat. Het water in de IJhaven is hierdoor voor een gedeelte ondiep. Verzoeker is vanaf de kade in het ondiepe water gedoken. Hij is daarbij ‘head first’ te water gegaan, met letsel tot gevolg.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 en 6:162 BW

Verzoeker stelt dat de gemeente aansprakelijk is vanwege:
a) een gebrekkige opstal in de zin van artikel 6:174 BW en;
b) het plegen van een onrechtmatige daad op grond van artikel 6:162 BW.

 

Verzoeker meent dat de combinatie van de kade en betonnen plaat een gebrekkige opstal vormt, omdat sprake is van ondiep water waarin publiekelijk wordt gezwommen, terwijl dit ondiepe gedeelte niet zichtbaar is vanaf de kade.

 

Voorts heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld door onvoldoende te waarschuwen voor de gevaren van het duiken in het ondiepe water, aldus verzoeker.

 

De gemeente verweert zich door te stellen dat het publiek een eigen verantwoordelijkheid heeft. Bezoekers zouden niet vanaf de kade in natuurwater moeten duiken. Dit geldt te meer nu er een stenen constructie van hoog naar laag het water inloopt en het water (anders dan verzoeker betoogt) zichtbaar ondiep is.

 

De rechtbank behandelt de door verzoeker aangevoerde gronden gezamenlijk. Onderzocht wordt of op de gemeente zorgplicht rustte om verzoeker te waarschuwen voor het ondiepe water. De vraag is in hoeverre door de gemeente een situatie is gecreëerd die voor anderen gevaarlijk is. Daarbij moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat een bezoeker niet de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid betracht, waarvoor de gemeente bepaalde veiligheidsmaatregelen moeten treffen. De rechtbank geeft aan de hand van deze Kelderluikcriteria een oordeel over het al dan niet onrechtmatig handelen van de gemeente. De conclusie die hieruit volgt, is ook toepasselijk in het beroep op artikel 6:174 BW. Bij de beoordeling of een opstal gebrekkig is, wordt immers ook getoetst aan de Kelderluikcriteria, zo stelt de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat in ondiep water duiken zeer ernstige gevolgen kan hebben. Zij acht dit een feit van algemene bekendheid. Ook is volgens de rechtbank algemeen bekend dat het gevaarlijk is om te duiken in water waarvan men niet weet hoe diep het is. De kans dat een gemiddelde bezoeker bij het duiken vanaf de kade in de Bogortuin niet voorzichtig is, acht de rechtbank daarom klein. Overwogen wordt dat de terrastreden een ondiepte indiceren, waardoor er niet vanuit mag worden gegaan dat het water diep genoeg is om te springen. Daar komt bij dat de hoogte van de kade tot het water twee meter betreft. Verwacht mag worden dat een bezoeker voorzichtiger is naarmate de kade hoger is. De gemeente kan om deze redenen ervan uit gaan dat een bezoeker zijn gedrag aanpast aan de situatie ter plaatse, hetgeen in onderhavig geval niet is gebeurd.

 

De rechtbank stelt in dit kader dat de kans dat iemand in de IJhaven te water gaat zonder de diepte te controleren zeer gering is. Het gaat hier om een zeer kleine kans op een groot gevaar. De gemeente is om deze reden niet verplicht tot het nemen van veiligheidsmaatregelen, zo oordeelt de rechtbank. Bovendien zou een maatregel in de vorm van bijvoorbeeld het plaatsen van zwemverbodsborden onwenselijk zijn. Het is in een stad als Amsterdam volgens de rechtbank ondoenlijk om zo’n verbod te handhaven, aangezien van de gemeente niet kan worden verwacht dat zij bij alle kades, bruggen en grachten een bord plaatst. Een kade, brug of gracht zonder bord wekt dan namelijk al snel de indruk dat daar gezwommen kan worden, terwijl dit niet het geval hoeft te zijn. Dit veroorzaakt onduidelijkheid. De rechtbank concludeert met inachtneming van deze omstandigheden dat de gemeente niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens verzoeker.

Conclusie

De gemeente is niet aansprakelijk voor de schade die verzoeker heeft opgelopen als gevolg van zijn fatale duik. De rechtbank oordeelt dat de gemeente niet in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld. De handhaafbaarheid van het zwemverbod is een belangrijk argument geweest om niet tot aansprakelijkheid te komen. De rechtbank houdt in haar oordeel aldus rekening met de omvang van de zorgplicht van de gemeente in Amsterdam.