De tekortschietende aannemer mag het herstellen van gebreken niet laten afhangen van de betaling van openstaande facturen door de opdrachtgever. De opdrachtgever van een (bouw)werk mag ook tijdens de uitvoering daarvan namelijk de betaling opschorten.

Dan moet wel sprake zijn van ondeugdelijke werkzaamheden en bovendien moet de aannemer in verzuim zijn met herstel. Dat de aannemer in het algemeen nog tot de oplevering de tijd heeft om gebreken te herstellen, is niet van belang. Anders zou de opdrachtgever immers geen drukmiddel hebben om de aannemer te bewegen tot het deugdelijk uitvoeren van het werk ‘tijdens de rit’. Daarnaast kan de opdrachtgever met het opschorten van betaling een zekerheid creëren voor vergoeding van herstelkosten, indien de aannemer weigert te herstellen.

Dit was in de kern het oordeel van de Hoge Raad in zijn arrest van 17 januari 2014.

In deze zaak ging het onder meer om het volgende. Een particuliere opdrachtgever heeft aan een aannemer opdracht gegeven de dakbedekking van een woning te renoveren. De dakbedekkingswerkzaamheden verlopen helaas niet naar behoren. De adviseur van de opdrachtgever constateert diverse gebreken. Intussen heeft de aannemer een factuur aan de opdrachtgever verzonden. De opdrachtgever heeft de aannemer gesommeerd deze gebreken te herstellen alvorens verder te gaan met het werk. Daarop heeft de aannemer aan de opdrachtgever een voorstel gedaan, waarbij het beoogde herstel is omschreven. Volgens dat voorstel zou de aannemer het herstel uitvoeren nadat een belangrijk deel van de openstaande factuur door de opdrachtgever zou zijn betaald. De opdrachtgever heeft dit voorstel afgewezen. Uiteindelijk begint de opdrachtgever een dagvaardingsprocedure waarin van de aannemer schadevergoeding wordt gevorderd ter hoogte van de herstelkosten. De aannemer stelt een tegenvordering in met betrekking tot betaling van de openstaande factuur. In de procedure beroept de opdrachtgever zich op zijn opschortingsrecht. In hoger beroep oordeelde de rechter dat de opdrachtgever zich niet op dat recht kon beroepen, omdat de aannemer nog niet in de gelegenheid was gesteld herstel te verrichten. De opdrachtgever had namelijk moeten ingaan op het voorstel van de aannemer, aldus het gerechtshof. Nu de opdrachtgever dat niet heeft gedaan, is de aannemer niet in verzuim geraakt. Daarbij oordeelt het hof dat voor het antwoord op de vraag of het voorstel van de aannemer redelijk was niet van belang is of de werkzaamheden (on)deugdelijk waren, want er was immers nog geen sprake van oplevering.

 

De Hoge Raad vernietigt deze beslissing. Het maakt niet uit dat nog geen sprake was van oplevering en dat de gebreken zich voor herstel leenden. Wanneer het werk ondeugdelijk is uitgevoerd en de aannemer weigert – zonder meer – te herstellen, heeft de opdrachtgever een schadevordering op de aannemer. Om de nakoming van die vordering af te dwingen en als zekerheid voor voldoening van die vordering mag de opdrachtgever zijn betaling van openstaande facturen opschorten.

 

Het komt in de praktijk veel voor dat (na sommatie) een aannemer aanbiedt gebreken aan het werk te herstellen, maar als voorwaarde stelt dat de opdrachtgever eerst de openstaande facturen betaalt. Deze uitspraak van de Hoge Raad laat nog eens zien dat de opdrachtgever met deze gang van zaken niet akkoord hoeft te gaan. Hij heeft met zijn opschortingsrecht een sterk ‘wapen’ in handen om de aannemer tot presteren te dwingen. Het is namelijk de aannemer die als eerste zijn prestatie moet leveren. Pas daarna is het de beurt aan de opdrachtgever om te betalen. Dit is althans de hoofdregel. Aannemer en opdrachtgever kunnen natuurlijk anders afspreken (bijvoorbeeld voorschotbetaling). In het algemeen verdient evenwel de voorkeur dat de (termijn)betalingen aan de aannemer gelijke tred houden met de stand van het werk.

Meer informatie

HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:95