Per 1 juli 2021 werd de bouwvrijstelling voor stikstof ingevoerd. Daardoor was het niet langer nodig om de stikstofdepositie van tijdelijke activiteiten – de bouw, sloop en de aanleg – te berekenen in het kader van de toets aan de Wet Natuurbescherming.

In de Porthos-uitspraak van 2 november 2022 oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de bouwvrijstelling in strijd is met het Europese recht. In dit blog ga ik in hoofdlijnen in op de gevolgen van deze uitspraak voor uw praktijk.

De bouwvrijstelling

In de uitspraak van 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’)’ een oordeel over de zogenoemde partiële bouwvrijstelling.

 

De partiële bouwvrijstelling is geregeld in artikel 2.9a van de Wet natuurbescherming (‘Wnb’) en artikel 2.5 van het Besluit natuurbescherming (‘Bnb’). Deze artikelen zijn op 1 juli 2021 in werking getreden met de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. De regeling komt erop neer dat de stikstofdepositie die wordt veroorzaakt door een aantal specifiek aangewezen activiteiten van de bouwsector niet meer afzonderlijk hoeft te worden onderzocht en te worden beoordeeld.

 

De wetgever heeft in de toelichting bij deze wetswijziging gemotiveerd waarom de partiële vrijstelling is ingevoerd (zie Kamerstukken II 2020-2021, 35 600, nr. 3, p. 42-45 en Stb. 2021, 287, p. 36-40).

 

Samengevat komt die motivering erop neer dat het kabinet met de vrijstelling heeft beoogd om administratieve belemmeringen weg te nemen bij het realiseren van een aantal grote maatschappelijke opgaven op het gebied van woningbouw, energie, mobiliteit, klimaat(adaptatie) en de transitie naar een emissiearme gebouwde omgeving in 2050.

 

Daarnaast is gemotiveerd hoe deze nieuwe vrijstelling zich verhoudt tot het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen in de aangewezen Natura 2000-gebieden. Daarbij heeft de wetgever op een vrij algemene manier omschreven waarom het bouwen, slopen en aanleggen geen effecten zouden hebben op de natuurwaarden. Ook is – net als bij de vernietigde programmatische aanpak stikstof (de pas) – in de motivering vooruitgelopen op het nemen van (wettelijk verplicht gestelde) bronmaatregelen, waarmee de effecten van de stikstofuitstoot zouden moeten worden weggenomen.

De uitspraak

In de Porthos-uitspraak van 2 november 2022 hebben de minister van EZK en de minister van BZK bij besluiten van respectievelijk 13 september 2021 en 16 september 2021 het inpassingsplan “Porthos transport en opslag van CO2” vastgesteld. Bij besluit van 22 september 2021 heeft de minister van EZK aan N.V. Nederlandse Gasunie een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen, het oprichten en in werking hebben van een compressorstation op een ongenummerd perceel aan de Aziëweg in Rotterdam.

 

De ministers hebben de bouwvrijstelling toegepast bij het nemen van besluiten over het Porthos-project. MOB heeft beroep ingesteld tegen verschillende besluiten die zijn genomen voor het Porthos-project. Daarbij heeft zij aangevoerd dat de regeling van de partiële bouwvrijstelling onverbindend is. Zij vreest dat de stikstofdepositie die wordt veroorzaakt door de aangewezen activiteiten van de bouwsector leidt tot een aantasting van de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden.

 

In de uitspraak van 2 november 2022 oordeelt de Afdeling dat de regeling van de partiële bouwvrijstelling inderdaad onverbindend is en dat deze dus niet mag worden toegepast.

 

Samengevat komt de Afdeling tot dit oordeel op grond van toets van de partiële bouwvrijstelling aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn en de rechtspraak van het Europese Hof van Justitie over artikel 6 van de Habitatrichtlijn. De hiervoor beschreven motivering van de bouwvrijstelling verdraagt zich volgens de Afdeling niet met de eisen die het Europese Hof op grond van artikel 6 van de Habitatrichtlijn stelt.

 

De Afdeling merkt deze motivering aan als een zogenoemde voortoets. Het criterium bij een voortoets is of significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten. De beoordeling is op een hoger schaalniveau uitgevoerd en voor de Afdeling staat daardoor niet buiten twijfel dat significante effecten voor een of meer Natura 2000-gebieden kunnen optreden.

Hoe verder?

Het oordeel van de Afdeling is niet alleen relevant voor de besluiten uit de Porthos-zaak.

 

In de tussenuitspraak wordt geoordeeld dat artikel 2.9a van de Wnb en artikel 2.5 van de Bnb voortaan buiten toepassing moeten worden gelaten wegens strijd met artikel 6 van de Habitatrichtlijn. In de media werd – in de aanloop naar deze uitspraak – al gevreesd voor een dergelijk oordeel en werd gesteld dat dit tot een bouwstop zou leiden.

 

Om die reden heeft de Afdeling in de uitspraak opgemerkt dat het niet zo is dat er op dit moment een algehele bouwstop geldt. Net als in de situatie van vóór de bouwvrijstelling, blijft het volgens de Afdeling mogelijk om voor een plan of project een zogenoemde voortoets uit te voeren en, zo nodig, een passende beoordeling te maken. Daarnaast kan voor projecten van groot openbaar belang toestemming worden gegeven als daarvoor geen alternatieven zijn en de natuurschade gecompenseerd wordt.

Wat moet u doen als u de bouwvrijstelling al heeft toegepast?

Wij raden u aan om te beoordelen bij welke projecten of plannen u gebruik heeft gemaakt van de bouwvrijstelling. Indien de besluiten die voor deze projecten of plannen moeten worden genomen nog niet onherroepelijk zijn, dan adviseren wij u om de gevolgen van het bouwen, slopen of aanleggen alsnog te (laten) beoordelen. Zo kunt u onnodige procedures over dit aspect voorkomen.