De ‘Vraagstelling causaal verband bij ongeval’ van de Interdisciplinaire Werkgroep Medische deskundigen (IWMD) is sinds haar verschijnen in 2004 uitgegroeid tot de standaardvraagstelling voor onafhankelijke deskundigen in letselschadezaken. De meest recente versie van de IWMD-vraagstelling dateert van januari 2010 en is dus inmiddels ruim 12 jaar in gebruik. Vanuit de praktijk wordt al enige tijd aangedrongen op een revisie.

Ongevalsgevolgen en IWMD-vraagstelling

De crux van de IWMD-vraagstelling is dat vermeden wordt om de deskundige rechtstreeks te vragen in hoeverre de klachten en afwijkingen als ongevalsgevolg zijn aan te merken. Het antwoord op die vraag moet worden gevonden door vergelijking van de situatie met ongeval en de situatie zonder ongeval. Deze ‘indirecte’ aanpak is nodig omdat de vraag wat de ongevalsgevolgen zijn weliswaar een feitelijke basis kent, maar sterk normatief wordt bepaald. Wat de ongevalsgevolgen zijn, is in de context van een letselschadezaak uiteindelijk een juridische vraag.

Enquête over de IWMD-vraagstelling

Er is vanuit de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) onder leiding van prof. dr. mr. A.J. (Arno) Akkermans een werkgroep gevormd die eind 2019 een enquête over de IMWD-vraagstelling heeft verspreid onder professionals werkzaam in de letselschadepraktijk. De verdeling juristen versus medici die hebben meegedaan, is ongeveer gelijk. De resultaten van deze enquête en de voorstellen voor een mogelijke revisie zijn besproken in een artikel in het Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade. In dit blogbericht licht ik kort een aantal conclusies en suggesties voor mogelijke aanpassingen toe.

Uitkomsten enquête

De belangrijkste conclusie uit de enquête is dat de IWMD-vraagstelling in de eerste tien jaar na haar verschijnen frequent aan onafhankelijke experts is voorgelegd, zowel binnen als buiten rechte. Over het algemeen zijn de meningen over de huidige IWMD-vraagstelling positief. Evenwel zijn medici minder enthousiast: meer dan de helft van de medisch adviseurs ervaart problemen met de verwerking van de antwoorden van de expert in hun adviezen. Een verklaring voor het verschil in waardering door juristen en medici zou erin gelegen kunnen zijn dat voor de juristen de noodzaak van de systematiek van de IWMD-vraagstelling (de ‘indirecte’ aanpak) in het algemeen makkelijker inzichtelijk is dan voor medici, aldus de werkgroep.

 

Als belangrijk voordeel van de IWMD-vraagstelling wordt onder andere opgemerkt dat ook rechters in letselschadezaken de antwoorden van de deskundigen op de IWMD-vraagstelling vrijwel altijd volgen. Als minpunten worden genoemd de beperkte dan wel (on)geschiktheid van de vraagstelling. Zo is deze vraagstelling niet/minder geschikt voor medische aansprakelijkheidszaken, in zaken met niet-objectiveerbaar letsel, of voor psychiatrische en/of verzekeringsgeneeskundige expertises. Beantwoording van de vragen over de beperkingen blijkt extra lastig bij moeilijk objectiveerbaar letsel (whiplash) en bijvoorbeeld pre-existente artrose. Naar de mening van de respondenten kan in ruim 60% van de gevallen de ongevalsgerelateerde schade soms niet adequaat worden vastgesteld met de huidige vraagstelling.

 

Deze problemen zullen niet zomaar door een andere vraagstelling kunnen worden opgelost, maar zijn volgens de werkgroep wel voldoende aanleiding om een poging te ondernemen om de vraagstelling te verbeteren. De werkgroep doet hiervoor een aantal suggesties. Ik noem er enkele die mij in het oog springen.

Aanpassing IWMD-vraagstelling

Enkele respondenten vindt de manier van vragen stellen te juridisch en te weinig medisch. Er zou volgens de werkgroep een toelichting kunnen worden toegevoegd inhoudende dat deze vraagstelling in beginsel een medisch vraag is die wordt toegepast in een juridisch kader.
Met betrekking tot het probleem dat toekomstige risico’s niet altijd worden benoemd, adviseert de werkgroep de vragen naar risico’s en kwade kansen beter toe te lichten. Bij de toelichting komt dan te staan dat het doel van de vraag is om toekomstige risico’s en toekomstige verbeteringen in kaart te brengen, waarbij enerzijds kan worden gedacht aan een kans op posttraumatische artrose, aanwezigheid van osteosynthesemateriaal of risico op posttraumatische epilepsie en anderzijds mogelijke verbeteringen door therapie. Tot slot komt de suggestie naar voren om het percentage blijvende invaliditeit weer standaard toe te voegen aan de IWMD-vraagstelling. In de huidige versie staat deze vraag in het optionele gedeelte.

 

Bovenstaande opties betreffen slechts een selectie van alle door de werkgroep genoemde opties voor mogelijke aanpassingen. De werkgroep vraagt professionals uit de letselschadebranche om hun visie te geven. Het is aan De Letselschade Raad om verder vorm te geven aan een eventueel vervolg. Alle informatie over het verloop van de enquête en de uitkomsten is ook terug te vinden op de website van de Letselschade Raad.