Letselschade die is ontstaan als gevolg van een aanhouding na een winkeldiefstal komt niet voor vergoeding in aanmerking, aldus de rechtbank Rotterdam in haar vonnis van 24 augustus 2022.

Eiseres bevond zich in een supermarkt, alwaar op dat moment een bewaker (gedaagde) werkzaam was. Eiseres heeft in de supermarkt een zwarte handtas, die daar te koop werd aangeboden, meegenomen. De papieren vulling heeft zij in de winkel uit de handtas gehaald. Hiermee wekte zij de indruk dat de handtas reeds in haar bezit was.

 

Inmiddels bij de kassa aangekomen, werd eiseres aangesproken door de bewaker. Hij had op de camerabeelden immers de poging tot diefstal waargenomen. Na een woordenwisseling besloot eiseres op de vlucht te slaan, waarop de bewaker achter haar aan is gerend. Op een gegeven moment heeft een onbekende fietser eiseres gepasseerd en haar aangeboden achterop te springen, hetgeen zij deed. De bewaker slaagde er vervolgens in om het tweetal bij te halen, waarop hij eiseres bij één schouder heeft vastgepakt. Eiseres is vervolgens van de bagagedrager afgevallen. Met de ambulance is zij naar het ziekenhuis vervoerd, waar een breuk aan haar rechterbeen werd geconstateerd. Schijnbaar betreft het langdurig letsel, gezien eiseres nog steeds (terwijl het incident plaatsvond in 2017) aan het herstellen is.

Heeft de bewaker maatschappelijk onbetamelijk gehandeld?

De rechtbank diende zich vervolgens te buigen over de vraag of de gedraging van de bewaker, het aan de schouder trekken van eiseres als gevolg waarvan zij ten val is gekomen, als maatschappelijk onbetamelijk kan worden aangemerkt. Partijen verschillen overigens wel van mening over de toedracht van het ongeval. De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de toedracht zoals deze door eiseres is geschetst, zonder daarvan de juistheid te erkennen.

 

De rechtbank komt tot de conclusie dat gedaagde inderdaad maatschappelijk onbetamelijk heeft gehandeld. De aard van de gedraging, het trekken aan de schouder, is in dit geval een handeling die bewust door gedaagde is verricht en waarvan hij zich eenvoudig had kunnen onthouden.

Bestaat er een rechtvaardigingsgrond voor zijn handelen?

In verweer op de aantijgingen heeft de bewaker zich beroepen op een rechtvaardigingsgrond, te weten de burgeraanhouding uit artikel 53 Sv. Volgens dit artikel is iedereen bij ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad bevoegd om de verdachte aan te houden.

 

De rechtbank volgt de bewaker in zijn verweer. Als bewaker van de supermarkt was het namelijk zijn taak om diefstal te voorkomen en bij het waarnemen van (een poging tot) diefstal over te gaan tot actie, al dan niet gevolgd door een burgeraanhouding. Volgens de rechtbank heeft de bewaker voldoende getracht om, zonder fysiek contact, zijn taak uit te voeren. Door het gedrag van eiseres, die de winkel uit is gerend en zelf achterop een fiets is gaan zitten, kon de bewaker volgens de rechtbank niet minder ingrijpend handelen dan dat hij heeft gedaan.