Is een bestuurder die aantreedt nadat de termijn voor het deponeren van de jaarrekening is verstreken aansprakelijk voor het tekort in het faillissement?

Dit was één van de vragen die het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:1568) diende te beantwoorden in het faillissement van Matrassen Hannibal B.V.

Feiten

Matrassen Hannibal B.V. is in 2003 opgericht. Nadat de aandelen in Matrassen Hannibal B.V. op 13 december 2010 zijn geleverd aan een nieuwe aandeelhouder, wordt X op verzoek van deze nieuwe aandeelhouder op 14 maart 2011 ingeschreven als bestuurder in het handelsregister. Vervolgens gaat Matrassen Hannibal B.V. op 21 juni 2011 failliet. De curator spreekt X aan voor het tekort in het faillissement op grond van artikel 2:248 BW.

Juridisch kader

Op grond van artikel 2:248 BW is in geval van een faillissement iedere bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort in het faillissement, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Van kennelijk onbehoorlijk bestuur is sprake als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus zou hebben gehandeld. Artikel 2:248 lid 2 BW bepaalt dat, indien het bestuur niet heeft voldaan aan de boekhoudplicht en/of de jaarrekening niet tijdig gedeponeerd heeft, er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Tevens wordt in dat geval vermoed dat het kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

Een bestuurder dient in een dergelijk geval aannemelijk te maken dat niet het kennelijk onbehoorlijk bestuur de oorzaak is van het faillissement, maar dat er andere feiten en/of omstandigheden zijn die een belangrijke oorzaak zijn geweest van het faillissement. Indien er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur en dit kennelijk onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement, dan is iedere bestuurder jegens de boedel aansprakelijk voor het tekort in het faillissement.

 

Niet aansprakelijk is echter de bestuurder die bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur niet aan hem is te wijten en bewijst dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. Ook kan de rechter het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn matigen, indien hem dit bovenmatig voorkomt gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling, de andere oorzaken van het faillissement en de wijze waarop het faillissement is afgewikkeld.

Oordeel rechtbank en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

De rechtbank heeft de vordering van de curator toegewezen en voor recht verklaard dat X als bestuurder van Matrassen Hannibal B.V. zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:248 BW en dat X aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement. X is tevens veroordeeld om een bedrag van € 379.588,79 als voorschot te betalen. X gaat in hoger beroep en voert een aantal verweren. Eén van de verweren die X aanvoert is dat het niet tijdig deponeren van de jaarrekening niet aan hem is toe te rekenen, omdat de jaarrekening door de vorige bestuurder had moeten worden gedeponeerd zodat het handelen (en in feite het nalaten) niet aan hem kan worden toegerekend.

 

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de jaarrekening over 2009 uiterlijk op 31 januari 2011 had moeten worden gedeponeerd en stelt vast dat X op 14 maart 2011 als bestuurder van Matrassen Hannibal B.V. is aangetreden. Daarmee stelt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dus feitelijk vast dat de jaarrekening over 2009 al gedeponeerd had moeten zijn op het moment dat X bestuurder werd. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overweegt echter dat de verplichting om de jaarrekening 2009 alsnog te deponeren op X is komen te rusten en dat X na zijn benoeming als bestuurder heeft nagelaten de jaarrekening (alsnog) te deponeren, zodat hij niet voldaan heeft aan de verplichtingen uit hoofde van artikel 2:394 BW.

 

Naar de mening van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft X onvoldoende aannemelijk gemaakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. De stellingen van X dat er sprake was van een economische recessie, hetgeen leidde tot een teruglopende omzet en verminderde vraag, zijn onvoldoende onderbouwd. Ook heeft X zijn stelling dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem te wijten is en dat hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden, onvoldoende onderbouwd.

Conclusie

De uitkomst komt wat ongerechtvaardigd over en de kapstok waaraan de aansprakelijkheid wordt opgehangen lijkt wel een hele grote haak te hebben. De deponeringstermijn (onder het oude recht nog 13 maanden) was immers al verstreken op het moment dat X als bestuurder werd aangesteld. Is het dan wel redelijk om X op grond daarvan aansprakelijk te houden vanwege het feit dat hij de jaarrekening in de drie maanden dat zijn bestuursperiode duurde ook niet zelf gepubliceerd heeft? X heeft de betreffende termijn immers niet zelf laten verstrijken. En binnen wat voor termijn dient een opvolgend bestuurder dan de jaarrekening alsnog te deponeren? Deze vraag wordt niet door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden beantwoord.

 

Voor nieuwe bestuurders is het in ieder geval belangrijk om bij hun aantreden te controleren of de jaarrekening tijdig gedeponeerd is en – indien dat niet het geval is – hier zo spoedig mogelijk zorg voor te dragen. Blijkens het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kan het niet tijdig deponeren van de jaarrekening door het oude bestuur ook verstrekkende gevolgen hebben voor een opvolgend bestuur(der), indien de rechtspersoon in staat van faillissement komt te verkeren.