Wanneer dezelfde schade door meer dan één verzekering is gedekt, is sprake van samenloop van verzekeringen.

De vraag kan dan bestaan welke verzekeraar moet worden aangesproken tot schadevergoeding. Artikel 7:961 lid 1 BW geeft daarover duidelijkheid: de verzekerde mag iedere betrokken verzekeraar aanspreken. Maar wat betekent dat voor de omvang van de verplichting tot uitkering van de betrokken verzekeraars? In artikel 7:961 lid 3 BW is neergelegd dat de verzekeraars bij samenloop onderling verhaal hebben zodat ieder zijn deel draagt, naar evenredigheid van de bedragen waarvoor iedere verzekeraar afzonderlijk kan worden aangesproken.

Van de wettelijke regeling kan worden afgeweken

De wettelijke samenloopregeling van artikel 7:961 BW is van regelend recht. Dat betekent dat in de polisvoorwaarden van deze regeling mag worden afgeweken. Vaak nemen verzekeraars in de polisvoorwaarden clausules op over (het ontbreken van) de dekking indien de verzekerde voor de schade meer verzekeringen kan aanspreken. Die clausules worden ook wel samenloopclausules genoemd.

 

Samenloopclausules kunnen worden onderscheiden in voor-u-clausules en na-u-clausules. Voor-u-clausules houden in dat de verzekering dekking biedt, ongeacht of andere verzekeraars ook dekking bieden. Bij de na-u-clausules wordt een onderscheid wordt gemaakt tussen de ‘zachte’ en de ‘harde’ na-u-clausules. Een ‘zachte’ na-u-clausule houdt in dat de verzekering geen dekking biedt indien en voor zover de schade wordt gedekt door een andere verzekering. De ‘harde’ na-u-clausule houdt in dat niet alleen de verzekering geen dekking biedt indien en voor zover de schade wordt gedekt door een andere verzekering, maar daarnaast ook dat bij samenloop de fictie wordt aangenomen dat de betreffende verzekering niet bestond tijdens de verzekerde gebeurtenis. De verzekering wordt dan als het ware ‘weggedacht’.

 

Hanteert één van de betrokken verzekeraars een ‘harde’ na-u-clausule en de andere een ‘zachte’ na-u-clausule, dan wordt de verzekering met de ‘harde’ na-u-clausule ‘weggedacht’ en zal de andere verzekeraar de schade volledig moeten uitkeren. Is sprake van twee na-u-clausules van dezelfde ‘sterkte’, dan vallen deze tegen elkaar weg. In dat geval gelden weer de regels van samenloop en wordt de onderlinge draagplicht van de verzekeraars op de voet van artikel 7:961 lid 3 BW bepaald.

Recente uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland

Onlangs heeft de Rechtbank Noord-Nederland geoordeeld (22 december 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:4159) in een kwestie waarin onder meer deze problematiek centraal stond. In deze zaak had de verzekerde een aanvullende ziektekostenverzekering bij ONVZ en een reiskostenverzekering bij UVM.

 

In de voorwaarden van de polis van ONVZ is zowel een ‘harde’ na-u-clausule opgenomen, als een excedent-clausule. In deze laatste clausule is neergelegd dat indien aanspraak gemaakt kan worden op vergoeding uit hoofde van een andere verzekering, al dan niet van een oudere datum of volgens een wettelijke regeling, de dekking die de verzekering van ONVZ biedt een excedent dekking betreft.
Tijdens een reis naar het buitenland is verzekerde overleden. ONVZ heeft de kosten van repatriëring van het stoffelijk overschot betaald, waarna ONVZ UVM heeft verzocht de kosten in zijn geheel te voldoen. UVM heeft de helft van de kosten aan ONVZ betaald. ONVZ is daarna een procedure gestart en vordert veroordeling van UVM tot betaling van de andere helft van de kosten.

 

Vast staat dat ONVZ en UVM allebei primaire dekking bieden voor de gemaakte repatriëringskosten. Ook staat niet ter discussie dat beide verzekeraars een ‘harde’ na-u-clausule hanteren, maar dat deze clausules geen effect hebben en dat moet worden teruggevallen op artikel 7:961 lid 3 BW.

 

Uitleg van de excedent-clausule: heeft deze zelfstandige betekenis naast de ‘harde’ na-u-clausule?

 

In de procedure gaat het om de vraag hoe de excedent-clausule uit de voorwaarden van ONVZ moet worden uitgelegd. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt bij de uitleg van polisvoorwaarden de uitleg naar de Haviltex-maatstaf betreft (zie Hoge Raad 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793 (Chubb/Dagenstaed)) en dat verder een uitgangspunt is dat het een verzekeraar vrijstaat om in de polisvoorwaarden de grenzen te omschrijven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (zie Hoge Raad 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435 (Valschermzweeftoestel)).

 

ONVZ meent dat aan de excedent-clausule uit haar voorwaarden zelfstandige betekenis moet worden toegekend, waarbij ze erop wijst dat het de bedoeling is geweest om aan de werking van artikel 7:961 BW te ontkomen. UVM meent dat aan deze clausule geen zelfstandige betekenis toekomt. Zij wijst er onder meer op dat feitelijk geen sprake is van een excedent-verzekering omdat ONVZ primaire dekking biedt en daarom geen sprake is van een excedent-verzekering.

 

De rechtbank volgt het UVM in haar standpunten en overweegt dat van een zelfstandige werking van de excedent-clausule van ONVZ geen sprake is. De rechtbank oordeelt dat, ook als de excedent-clausule los moet worden gezien van de na-u-clausule, de vordering van ONVZ niet toewijsbaar is omdat aan de voorwaarden uit de excedent-clausule niet is voldaan. Immers, indien volgens de ‘harde’ na-u-clausules de verzekering wordt weggedacht over en weer, bestaat er geen andere verzekering die alleen de schade vergoedt die het bedrag van de andere verzekering te boven gaat (excedent). De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 7:961 lid 3 BW de onderlinge draagplicht van de verzekeraars dient te worden bepaald en wijst de vordering van ONVZ af.

Conclusie

Met een na-u-clausule in de polisvoorwaarden kan aan de werking van artikel 7:961 BW worden ontkomen. De uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland laat zien dat aan het ontkomen aan de werking van artikel 7:961 BW grenzen kunnen bestaan.

 

Of het hof over deze kwestie hetzelfde denkt, is de vraag. Niet duidelijk is of ONVZ tegen het vonnis in hoger beroep zal gaan. Dat zal moeten worden afgewacht.

 

Dit blog werd geschreven door mr. Lissa Boersma. Lissa was bij Nysingh werkzaam van oktober 2019 t/m juni 2022.