In een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt nogmaals bevestigd dat het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie door de overheid niet altijd onrechtmatig is.

In de casus die leidde tot het hier te bespreken arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 december 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:10446) ging het om een man die van plan was een bedrijfspand te huren om daarin een café te exploiteren (hierna aangeduid als “de exploitant”). Alvorens hiertoe over te gaan, heeft hij bij de publieksbalie van de gemeente om informatie verzocht over de mogelijkheden tot het exploiteren van een café in het betreffende pand. Bij de publieksbalie werd hem te verstaan gegeven dat hij ter plaatse een café mocht exploiteren met een sluitingstijd van 03:00 uur. Op basis van deze informatie is de exploitant overgegaan tot het huren en verbouwen van het pand en het openen van een café hierin.

 

Achteraf bleek de informatie die bij de publieksbalie was verstrekt onjuist, want het bestemmingsplan liet op de door de exploitant gewenste locatie geen exploitatie van een café toe. Weliswaar zou een wijziging van dat bestemmingsplan binnen enkele maanden de exploitatie van een café alsnog mogelijk maken, maar enkel in een vorm waarbij er geen alcoholhoudende dranken mochten worden geschonken en het café bovendien slechts tot 22:00 uur geopend mocht zijn (zogenoemde ‘lichte horeca’).

 

De exploitant heeft zijn café enkele maanden na de opening naar eigen zeggen noodgedwongen moeten sluiten. Het café was volgens hem niet levensvatbaar, omdat het niet tot 03:00 uur open mocht zijn. De exploitant heeft zich vervolgens tot de civiele rechter gewend voor het verkrijgen van een schadevergoeding. De exploitant vond dat de gemeente door de onjuiste informatieverstrekking onrechtmatig jegens hem had gehandeld met een verplichting tot schadevergoeding als gevolg.

Maatstaf onrechtmatigheid van onjuiste informatieverstrekking

Bij de beantwoording van de vraag of de gemeente onrechtmatig had gehandeld door het verstrekken van onjuiste informatie, knoopt het hof aan bij de maatstaf uit het Van Zoggel-arrest van de Hoge Raad van 25 mei 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW0219). Volgens de Hoge Raad hangt het antwoord op deze vraag af van de omstandigheden van het geval, waaronder in de eerste plaats de inhoud van het informatieverzoek en wat de gemeente daaromtrent heeft moeten begrijpen, en de aard en inhoud van de door de gemeente in antwoord daarop gegeven inlichtingen en hetgeen de verzoeker daaromtrent heeft moeten begrijpen. Voor het oordeel dat de gemeente met het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie onrechtmatig heeft gehandeld, kan pas plaats zijn indien de verzoeker in de gegeven omstandigheden er redelijkerwijs op heeft mogen vertrouwen dat hem juiste en volledige inlichtingen met een bepaalde inhoud werden gegeven. Anders gezegd, de overheid moet de burger ‘op het verkeerde been’ hebben gezet, waarbij alle omstandigheden van het geval een rol spelen. De achtergrond van deze terughoudende maatstaf is ook wel begrijpelijk: de overheid verstrekt voortdurend informatie in allerlei vorm aan haar burgers. Het zou te ver voeren om in alle gevallen dat de informatie (achteraf bezien) onjuist is een verplichting tot vergoeding van daardoor veroorzaakte schade aan te nemen.

Omstandigheid 1: de inhoud van het informatieverzoek

Bij de toetsing aan deze maatstaf kwam het hof tot het oordeel dat het verstrekken van de onjuiste informatie bij de publieksbalie onder de gegeven omstandigheden niet als onrechtmatig kon worden bestempeld. Volgens het hof was niet gebleken dat de exploitant op de juistheid en volledigheid van de informatie over de sluitingstijd mocht afgaan. De exploitant had namelijk niet of onvoldoende toegelicht dat zijn vragen aan de medewerkers van de publieksbalie voldoende gedetailleerd waren om deze een volledig beeld te geven van zijn plannen (wat voor soort café, op welke exacte locatie).

Omstandigheid 2: hoedanigheid van de informatieverstrekker

Zoals gebruikelijk in de rechtspraak over onjuiste informatieverstrekking, werd door het hof ook waarde gehecht aan de hoedanigheid van de informatieverstrekkende ambtenaar en diens rol binnen de gemeentelijke organisatie. Een burger mag pas op de juistheid van inlichtingen van een ambtenaar vertrouwen indien bij hem de indruk bestaat dat de ambtenaar de deskundigheid heeft om zijn vraag te beantwoorden, doordat hij zich bij de burger als zodanig heeft gepresenteerd. Over het algemeen wordt dan ook aangenomen dat men eerder mag vertrouwen op de juistheid van inlichtingen van een hoger geplaatste ambtenaar dan van een medewerker van de publieksbalie. Het is aan de partij die zich beroept op de onrechtmatigheid van de onjuiste informatieverstrekking om te stellen en onderbouwen dat bij hem de schijn bestond dat de informatieverstrekkende ambtenaar ter zake kundig was en dat hij er dus op mocht vertrouwen dat de informatie juist was. In dit geval had de exploitant niets gesteld over de (voor hem kenbare) functie van de medewerkers die hem onjuist hadden geïnformeerd, anders dan dat het zou gaan om medewerkers die hem in het gemeentehuis aan de balie te woord hadden gestaan. Volgens het hof kon daarom niet worden vastgesteld dat de exploitant zonder nader onderzoek op de inlichtingen van deze medewerkers af had mogen gaan.

 

Meer weten over de aansprakelijkheid van de overheid voor onjuiste of onvolledige informatieverstrekking?
Met dit arrest blijkt wederom dat het verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie door de overheid niet altijd onrechtmatig is. Heeft u te maken met schadeclaims gebaseerd op onjuiste of onvolledige informatieverstrekking of wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met ons team Overheidsaansprakelijkheid. Wij staan klaar om u te adviseren.