De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) heeft op 8 juli 2020 duidelijkheid gegeven over de vraag of de weigering om een besluit te nemen kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het antwoord daarop was in deze uitspraak (ABRvS 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1590) van belang in het kader van de vraag of er een omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan op grond van artikel 4:20b van de Awb.  Het volgende was in deze casus aan de hand.

Casus

Vermilion, een gaswinningsbedrijf heeft op 28 februari 2019 een aanvraag ingediend om in afwijking van de geldende regels voor ruimtelijke ordening seismisch onderzoek te mogen doen in bepaalde onderzoeksgebieden. Bij brief van 1 mei 2019 heeft het college van De Fryske Marren (“college”) als bevoegd gezag Vermilion erop gewezen dat de aanvraag niet volledig is en haar in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen zes weken aan te vullen. Vermilion vult die gegevens aan en laat het college daarbij weten dat als niet uiterlijk op 17 juli 2019 op de aanvraag wordt beslist, er een omgevingsvergunning van rechtswege tot stand komt.

 

Het college laat daarna op 17 juli 2019 schriftelijk aan Vermilion weten dat op het ontvangen verzoek niet wordt beslist, omdat Vermilion de aangevraagde activiteit niet kan uitvoeren en daarom geen belanghebbende is bij haar verzoek. Van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb is daarom volgens het college geen sprake.

Vergunning van rechtswege?

Vermilion neemt vervolgens de stelling in dat er een omgevingsvergunning van rechtswege tot stand is gekomen omdat niet tijdig door het college op de aanvraag is besloten. Zij verzoekt het college om deze vergunning bekend te maken, wat het college weigert. Vermilion stelt daarom beroep in bij de rechtbank vanwege het niet tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning van rechtswege.

 

De rechtbank meent echter dat de schriftelijke weigering van 17 juli 2019 om een besluit te nemen op het verzoek van Vermilion moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Een brief waarin een bestuursorgaan meedeelt dat een aanvrager geen belanghebbende is, is volgens de rechtbank immers een besluit. Van een omgevingsvergunning van rechtswege daarom geen sprake, zo oordeelt de rechtbank.

 

Vermilion handhaaft in hoger beroep haar stelling dat de brief van 17 juli 2019 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb en dat de brief voor de toepassing van artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb ook niet met een besluit gelijk kan worden gesteld op grond van artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb.

Oordeel Raad van State

De Afdeling stelt ten eerste vast dat Vermilion als belanghebbende op 28 februari 2019 een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb bij het college heeft ingediend. Ook staat vast dat op deze aanvraag de reguliere voorbereidingsprocedure als omschreven in artikel 3.9 van de Wabo van toepassing is, zodat het college na verlenging van de beslistermijn uiterlijk op 6 juni 2019 op de aanvraag had moeten beslissen. De Afdeling oordeelt vervolgens dat de artikelen die in de Awb zijn opgenomen over de van rechtswege verleende vergunning (de artikelen uit afdeling 4.1.3.3 van de Awb), hebben te gelden als een lex specialis ten opzichte van artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb. Dit laatste artikel – dat bepaalt dat voor de toepassing van bezwaar en beroep een schriftelijke weigering om een besluit te nemen wordt gelijkgesteld met een besluit – is daarom niet van toepassing bij de vraag of tijdig een besluit op de aanvraag is genomen.

 

De brief van 17 juli 2019, waarin het college mededeelt dat geen sprake is van een aanvraag en dat daarop niet zal worden beslist, is volgens de Afdeling geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Omdat artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb niet van toepassing is bij de vraag of tijdig een besluit is genomen, kan de weigering van het college van 17 juli 2019 ook niet worden gelijkgesteld met een besluit. Dat betekent volgens de Afdeling dat het college niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en dat de door Vermilion gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege is gegeven.

 

Wij merken aanvullend op dat uit de redactie van artikel 6:2 van de Awb op zichzelf al kan worden afgeleid dat dit artikel niet van toepassing is in het kader van de positieve beschikking van rechtswege op grond van artikel 4:20b van de Awb. Het artikel regelt immers alleen de toepassing van wettelijke voorschriften specifiek in het kader van bezwaar en beroep. Wij wijzen daarbij ook op artikel 6:2 aanhef en onder b, van de Awb waarin het niet tijdig nemen van een besluit wordt gelijkgesteld met een besluit in het kader van bezwaar en beroep. Als deze bepaling een breder toepassingsbereik zou hebben – dus ook voor artikel 4:20b van de Awb – zou er logischerwijs nooit een positieve beschikking van rechtswege tot stand kunnen komen.

Wat betekent dit voor de praktijk?

De bovenstaande uitspraak laat zien dat in gevallen waarin een omgevingsvergunning (of andere positieve beschikking) van rechtswege kan ontstaan op basis van een daartoe strekkende aanvraag, dit niet kan worden voorkomen met een schriftelijke weigering van het bevoegd gezag om een besluit daarop te nemen. Artikel 6:2, aanhef en onder a, van de Awb is namelijk niet van toepassing als het gaat om de vraag of tijdig een besluit is genomen op de aanvraag.

 

Het is daarom ook van belang om goed na te gaan of sprake is van een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Indien het bevoegd gezag te snel concludeert (en mededeelt) dat geen sprake is van een aanvraag en er daarom niet op hoeft te worden beslist, kan dit tot gevolg hebben dat een vergunning van rechtswege ontstaat. Bij twijfel of sprake is van een aanvraag is het daarom verstandig om de aanvraag zekerheidshalve (tijdig) af te wijzen of de aanvraag bij een gebrek aan voldoende gegevens buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de Awb. Daarmee wordt een vergunning van rechtswege voorkomen.

 

Mr. Matthias Kruisselbrink is mede-auteur van dit artikel. Matthias was bij Nysingh werkzaam van augustus 2013 t/m januari 2022.