In een uitspraak van 16 juli 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:12495) overweegt de rechtbank Den Haag dat het openbaarmakingsregime uit de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet Woz) voorrang heeft op de openbaarmakingsregels uit de Wet open overheid (hierna: de Woo). Dit ondanks het feit dat de Wet Woz niet is opgenomen in de bijlage bij de Woo waarin de bijzondere openbaarmakingsregimes met een uitputtend karakter zijn opgesomd waarvoor de Woo niet geldt. Wij lichten de uitspraak van de rechtbank hieronder toe en sluiten af met een tip voor de praktijk.

Juridisch kader

Ingevolge artikel 8.8 Woo zijn de artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en artikel 5.2 van de Woo niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij de Woo. Uit de totstandkomingsgeschiedenis bij de Woo volgt dat de wetgever beoogd heeft om in de bijlage een volledige lijst op te nemen van de wetten waarin een van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) – de voorganger van de Woo – afwijkend openbaarheidsregime is opgenomen. In de bijlage zijn alle artikelen uit wetten opgenomen waarvan uit wetsgeschiedenis of jurisprudentie blijkt dat deze artikelen een van de Wob afwijkende regeling bevatten.

 

Wat was er aan de hand?

Bij primair besluit van 24 juli 2023, welke in stand is gelaten bij de beslissing op bezwaar van 13 september 2023, heeft de directeur Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (hierna: verweerder) het verzoek van eiser om op grond van de Woo documenten over de vastgestelde waarde van een pand (en alles daaromheen en onder) openbaar te maken afgewezen. Verweerder heeft voor een deel van de documenten verwezen naar de vindplaats en het verzoek voor het overige afgewezen. Dit laatste omdat de Wet Woz volgens verweerder specifieke regels over openbaarmaking bevat die voorgaan op het algemene regime van de Woo.

 

Beroep

Eiser stelt zich in beroep op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet is overgegaan tot (gedeeltelijke) openbaarmaking van informatie op grond van de Woo. Volgens eiser zijn de openbaarmakingsregels uit de Woo van toepassing op zijn verzoek, omdat de Wet Woz niet genoemd is in de bijlage bij de Woo waarin de uitzonderingen op de Woo zijn vermeld.

 

Oordeel rechtbank

De Wet Woz is niet opgenomen in de bijlage bij de Woo. Dit roept de vraag op of een bijzonder regime óók voorrang kan hebben op de Woo als het niet in de bijlage is opgenomen. Onder verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis van de Woo en de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), gewezen toen de Wob nog in werking was, beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend. Hoewel de artikelen 40, 40a en 40b van de Wet Woz niet in de bijlage bij de Woo staan, prevaleert het bijzondere regime van de Wet Woz volgens de rechtbank (toch) boven het algemene openbaarmakingsregime van de Woo.

 

De rechtbank overweegt ter zake allereerst dat uit de totstandkomingsgeschiedenis bij de Woo volgt dat de situatie zich kan voordoen dat een bestuursrechter na inwerkingtreding van de Woo tot de conclusie komt dat een niet in de bijlage opgenomen regeling die eerder dan de Woo in werking is getreden uitputtend is bedoeld. In dat geval geldt blijkens de totstandkomingsgeschiedenis, evenals onder de Wob, de bedoeling van de wetgever en niet de bijlage bij de Woo.

 

De rechtbank wijst er verder op dat uit de wetsgeschiedenis van de Verzamelwet BZK 20XX4 (Kamerstukken II 2023/24, 36 481, nr. 3, p. 25) volgt dat de openbaarmakingsregeling uit de (artikelen 40 en verder van de) Wet Woz (opnieuw) als uitputtend moet worden aangemerkt. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat artikel van de 40 Wet Woz eerder door de Afdeling in haar uitspraak van 7 augustus 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:629) is aangemerkt als een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter die de bepalingen van de Wob opzij zet.

 

Belang en tip voor de praktijk

Hoewel de wetgever beoogd heeft om in de bijlage bij de Woo een volledige lijst op te nemen van de wetten waarin een van de Wob afwijkend bijzonder openbaarmakingsregime met een uitputtend karakter is opgenomen, toont de uitspraak van de rechtbank Den Haag aan dat ook een niet in de bijlage bij de Woo opgenomen wettelijke openbaarmakingsregeling kan prevaleren boven het openbaarmakingsregime van de Woo. De bedoeling van de wetgever is hiervoor bepalend.

 

Wij raden (bestuurs)organen waarop de Woo van toepassing is aan om na ontvangst van een verzoek om openbaarmaking na te gaan of er een bijzondere openbaarmakingsregeling als genoemd in de bijlage bij de Woo van toepassing is. Zo ja, dan zet dit openbaarmakingsregime de bepalingen van de Woo opzij. Zo niet, dan raden wij aan om na te gaan of het hier – al dan niet blijkens rechtspraak gewezen toen de Wob nog in werking was – gaat of kan gaan om een niet op de bijlage bij de Woo opgenomen bijzonder openbaarmakingsregime met een uitputtend karakter dat ook voorrang heeft of kan hebben op de algemene openbaarmakingsregeling uit de Woo. Ook een niet in de bijlage opgenomen openbaarmakingsregeling kan immers prevaleren boven het regime van de Woo en daarmee in de weg staan aan openbaarmaking van de informatie.