In een nieuwsbericht van 15 februari 2018 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een tweetal onderzoeken gepubliceerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat gemeenten bij de uitvoering van de Wmo en Jeugdwet meer persoonsgegevens van mensen verwerken dan noodzakelijk voor hun zorgvraag.

De AP wijst gemeenten geregeld actief op het noodzakelijkheidsvereiste. Eerder schreven wij een artikel over de brief van de AP aan gemeenten over de noodzaak van bij actieve openbaarmaking van persoonsgegevens in besluitenlijsten, aanvragen en dergelijke.

Noodzakelijkheidsvereiste

Bij de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet mag de gemeente enkel persoonsgegevens verwerken voor zover dit noodzakelijk is voor de toeleiding naar zorg. De grondslagen in artikel 8 Wbp, de uitzonderingen op het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens betreffende de gezondheid (artikel 21 Wbp) en de wettelijke basis voor gegevensverwerkingen in de Jeugdwet en Wmo 2015 stellen allen de eis dat de verwerking van persoonsgegevens noodzakelijk moet zijn voor de doelen waarvoor deze (bijzondere) persoonsgegevens worden verwerkt.

 

Uit het noodzakelijkheidsvereiste vloeit bovendien voort dat de gegevensverwerking proportioneel moet zijn en dat altijd moet worden gekozen voor de minst ingrijpende verwerking van persoonsgegevens (subsidiariteitsvereiste). Gemeenten dienen zich hiervan telkens te vergewissen, zeker bij gegevensverwerking binnen het sociaal domein.

Onderzoek AP

De AP heeft onderzoek gedaan naar de manier waarop twee gemeenten persoonsgegevens verwerken in een zelfredzaamheidsmatrix. Uit dit onderzoek is gebleken dat met een zelfredzaamheidsmatrix ook persoonsgegevens worden verzameld die niet relevant zijn voor de hulpvraag, hetgeen in strijd is met de wet. Zo werd in een dossier een gedetailleerde toelichting gegeven op de lichamelijke gezondheid van de betrokkene. Volgens de AP had de gemeente in dit specifieke geval moeten volstaan met de mededeling dat betrokkene volledig rolstoelafhankelijk is.

 

Voor de verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens die niet noodzakelijk zijn voor de toeleiding naar zorg is volgens de AP sprake van strijd met het vereiste van doelbinding (artikel 7 Wbp) en het verbod op het bovenmatig verwerken van gegevens (artikel 11, eerste lid, Wbp).

 

Bovendien bestaat voor de verwerking van niet-noodzakelijke persoonsgegevens geen grondslag in artikel 8 Wbp, dan wel in de artikelen 7.4.0 van de Jeugdwet en 5.1.1 van de Wmo 2015. Voor zover bij verwerken van niet-noodzakelijke persoonsgegevens sprake is van bijzondere persoonsgegevens, ontbreekt ook een uitzondering op het verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens zoals genoemd in artikel 21 Wbp.

Meer weten over privacy?

Wilt u meer lezen over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de Wmo, dan verwijzen wij u naar het artikel ‘Verwerking van persoonsgegevens in het kader van de Wmo’.

 

Wilt u meer weten over privacy, neem dan gerust contact op met Carola van Andel, E: carola.vanandel@nysingh.nl | T: 026 357 57 34 | M: 06 13 00 45 93 of Maarten van Nijendaal, E: maarten.vannijendaal@nysingh.nl | T: 026 357 56 29 | M: 06 22 17 66 54.