In april zijn diverse Koninklijke Besluiten in de Staatscourant verschenen.
In april zijn diverse Koninklijke Besluiten in de Staatscourant verschenen. Het gaat onder andere om spoorprojecten, onteigeningen in de gemeente Rotterdam om de leefbaarheid van wijken te vergroten, wegenbouw en ontwikkeling van een woonwijk met groen- en recreatievoorzieningen.
In de maand april 2020 zijn de volgende KB’s gepubliceerd:
- Besluit van 13 februari 2020, nr. 2020000334 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeenten Rijswijk en Delft krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (onteigening voor de realisatie van het project PHS Rijswijk – Delft Zuid, met bijkomende werken in de gemeenten Rijswijk en Delft).
- Besluit van 14 februari 2020, nr. 2020000327 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Oldebroek krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Aansluiting A28).
- Besluit van 17 februari 2020, nr. 2020000355tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Westerkwartier krachtens artikel 72a van de onteigeningswet (aanvulling op een eerdere onteigening voor het project Extra Sneltrein Groningen-Leeuwarden, met bijkomende werken in de gemeente Westerkwartier).
- Besluit van 21 februari 2020, nr. 2020000383 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Mijnkintbuurt, fase 1)
- Besluit van 21 februari 2020, nr. 2020000382 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Weesp krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Bloemendalerpolder)
- Besluit van 21 februari 2020, nr. 2020000384 tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Terneuzen krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Terneuzen, Othene Oost)
- Besluit van 16 maart 2020, nr. 2020000564 tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening in de gemeente Rotterdam krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan 2e Carnissestraat 4 t/m 34).
- Besluit van 20 maart 2020, nr. 2020000595 tot aanwijzing van een onroerende zaak ter onteigening in de gemeente Capelle aan den IJssel krachtens artikel 78 van de onteigeningswet (onteigeningsplan Ontsluitingsweg Oeverrijk)
ProRail – Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
In het KB Rijswijk en Delft wijst de Kroon percelen ter onteigening aan voor de realisatie van het project PHS Rijkswijk – Delft Zuid. Met dit project verdubbelt ProRail onder meer het aantal treinsporen.
Kopieën verschillen van stukken ter inzage
De eerste reclamant voert aan dat de kopieën van bepaalde grondtekeningen die hem op verzoek zijn toegestuurd niet overeenkomen met de stukken die ter inzage hebben gelegen bij de gemeente. De Kroon volgt reclamant niet in zijn betoog. De Kroon oordeelt dat de onteigeningsstukken een uitgewerkt en uitvoerig inzicht moeten geven in de oppervlakten van onroerende zaken die noodzakelijk zijn voor de aanleg van de te maken werken. In dit geval constateert de Kroon dat zowel de bij het verzoek verstrekte tekeningen als de ter inzage gelegde exemplaren aan dit vereiste voldoen.
Onduidelijke verzoeker tot onteigening? – ProRail of Railinfratrust
Ten tweede stelt de reclamant dat onduidelijk is wie de verzoeker tot onteigening is, ProRail of Railinfratrust. De Kroon oordeelt dat uit de ter inzage gelegde verzoekbrief en de zakelijke beschrijving blijkt dat ProRail om de onteigening verzoekt. ProRail heeft (in meerdere brieven) steeds kenbaar gemaakt dat zij ook de partij is die voornemens is om binnen afzienbare tijd de administratieve onteigeningsprocedure te starten. Dat in de brieven ook is vermeld dat de directie van Railinfratrust B.V. (als enig aandeelhouder ProRail B.V.) goedkeuring moet geven aan de aanbieding en met de transactie moet instemmen, doet daar niets aan af.
Noodzaak onteigening – Meer grond onteigend dan nodig?
Verder voeren reclamanten aan dat bepaalde gronden niet vereist zijn voor de uitvoering van werkzaamheden. Het Tracébesluit maakt het namelijk mogelijk om de railinzetplaats zowel aan de westzijde als aan de oostzijde van het spoor te projecteren. De Kroon oordeelt dat uit de stukken en de hoorzitting blijkt dat zowel de gronden aan de oost als aan de westzijde van het te verbreden spoor niet gemist kunnen worden. Dat er uiteindelijk voor gekozen is om de railinzetplaats aan de oostzijde te realiseren, vloeit voort uit het feit dat de railinzetplaats moet voorzien in het plaatsen van materieel in het noordelijke spoor.
Openbare registers Kadaster leidend voor vestigingsplaats
Een tweede reclamant voert aan dat haar vestigingsplaats onjuist is vermeld op de lijst van te onteigenen onroerende zaken. De Kroon wijst de zienswijze van de hand en oordeelt dat de openbare registers van het Kadaster als grondslag voor de administratieve onteigeningsprocedure dienen. De omschrijving van de vestigingsplaats in de lijst van te onteigenen onroerende zaken is gelijk aan de omschrijving in de openbare registers van het Kadaster. De verzoeker tot onteigening heeft het adres juist in de onteigeningsstukken opgenomen zolang dit (verkeerde) adres in de registers staat vermeld.
Ontwikkeling Bloemendalerpolder gemeente Weesp
In het KB Bloemendalerpolder wijst de Kroon percelen ter onteigening aan voor de uitvoering van het bestemmingsplan Bloemendalerpolder voormalig grondgebied Muiden. De Bloemendalerpolder is een landbouwgebied dat grotendeels bestaat uit cultuurlandschap. Het bestemmingsplan waarop de onteigening is gebaseerd, voorziet in de ontwikkeling van het noordelijk deel van de Bloemendalerpolder gelegen in de gemeente Weesp.
Verschil in inzicht over waarde van grond leidt niet tot onvoldoende minnelijk overleg
Reclamanten betogen dat er een verschil van inzicht bestaat over welke gronden tot het complex behoren (art. 40d Ow). Verder stellen reclamanten dat het minnelijk overleg niet voldoende of niet voldoende serieus is geweest. Daarom zou de noodzaak tot onteigening ontbreken. De Kroon oordeelt dat voldoende overleg is gevoerd. Daarnaast oordeelt de Kroon dat verzoeker heeft getracht om zijn standpunt ten aanzien van de waardering van de gronden te verduidelijken en de vragen van reclamanten tijdig te beantwoorden. Dat daarbij kennelijk verschil van mening bestaat tussen verzoeker en reclamanten ten aanzien van wat tot het complex behoort en hoe de onroerende zaken van reclamanten daarin gewaardeerd worden, betekent niet dat het minnelijk overleg onvoldoende of niet serieus is geweest. Evenmin betekent dit dat de biedingen van verzoeker als niet serieus moeten worden aangemerkt. De samenstelling en de hoogte van de schadeloosstelling komen bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming aan de orde in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure.
Suggestief ontwerpbesluit?
Volgens reclamanten is het ontwerpbesluit waarin gesteld wordt dat “slechts” een derde wordt bebouwd, suggestief. De Kroon oordeelt dat het ontwerpbesluit dient om inzicht te verschaffen in de verzochte onteigening, in het algemeen belang dat daarmee wordt gediend en in de voortgang van het planologisch proces. Voor de omschrijving van het algemeen belang wordt in het ontwerpbesluit naar de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan gekeken zoals verwoord in de zakelijke beschrijving. In het ontwerpbesluit is het woord “slechts” uit de zakelijke beschrijving overgenomen, zonder daarmee een waardeoordeel uit te willen spreken dan wel een suggestie te willen wekken. De Kroon begrijpt echter dat reclamanten het woord suggestief achten, waarop de Kroon het besluit heeft aangepast.
Bindend advies en art. 17 Ow
Tot slot betoogt een reclamant dat verzoeker geen serieuze pogingen doet om tot minnelijke overeenstemming te komen. Reclamant stelt dat daardoor de noodzaak tot onteigening ontbreekt. Reclamant geeft aan dat verzoeker een voorstel heeft gedaan voor de instelling van een adviescommissie, waarna 5 dagen later de onteigening werd aangekondigd. Volgens reclamant betoogt dit van laksheid en desinteresse. De Kroon overweegt dat partijen het minnelijk overleg ingevolge artikel 17 Ow ook na het verzoekbesluit moeten voortzetten. Verzoeker heeft daar invulling aan gegeven door aan reclamanten de mogelijkheid te bieden om een bindende adviesprocedure in gang te zetten teneinde alsnog tot minnelijke overeenstemming te komen. Naar het oordeel van de Kroon is deze handelwijze conform hetgeen is vastgelegd in artikel 17 Ow.
Woonwijk Othene Zuid – gemeente Terneuzen
De Kroon wijst in het KB Terneuzen percelen ter onteigening aan voor de uitvoering van het bestemmingsplan Terneuzen, Othene Oost. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een deel van de woonwijk Othene Zuid.
Beroep op zelfrealisatie – geen noodzaak tot onteigening
De eerste reclamant beroept zich op zelfrealisatie. Hij heeft een daartoe strekkende samenwerkingsovereenkomst gesloten met een gerenommeerd vastgoed-, bouw- en ontwikkelingsbedrijf. Echter, reclamant heeft zijn beroep op zelfrealisatie pas aan de gemeente medegedeeld, nadat de gemeente haar raadsverzoek tot aanwijzing had genomen.
De Kroon stelt vast dat de gemeenteraad zich geen oordeel heeft kunnen vormen over een mogelijke wens tot zelfrealisatie. Vervolgens oordeelt de Kroon dat de Kroon het beroep op zelfrealisatie enkel meeneemt in zijn oordeel over het bestaan van een onteigeningsnoodzaak, indien de onteigende tijdig zijn concrete voornemens daartoe aan de verzoeker om onteigening heeft voorgelegd en de verzoeker deze voornemens heeft kunnen meewegen in de afweging van de onteigeningsnoodzaak. Met tijdig bedoelt de Kroon vóór de start van de onteigeningsprocedure, te weten het verzoekbesluit ex artikel 78 lid 1 Ow. De Kroon oordeelt dat hij in dit geval niet is gehouden om te oordelen over het beroep op zelfrealisatie. Het feit dat reclamant inmiddels een samenwerking met een projectontwikkelaar is aangegaan heeft geen invloed op zijn oordeel.
Gewaarmerkte afschriften enkel vereist bij indienen eerste verzoek tot onteigening
Reclamant stelt dat verzoeker niet aan formele eisen voor het indienen van een onteigeningsverzoek heeft voldaan. Uit paragraaf 6.2.1.3 van de (oude) Handreiking (het huidige 5.2.1.3 in de nieuwe Handreiking) volgt dat verzoeker bij het indienen van zijn verzoek en het bijsluiten van onteigeningsstukken ex artikel 79 Ow bepaalde stukken moet waarmerken. Reclamant betoogt dat in strijd met formele eisen de grondtekeningen en projectiegrondtekeningen niet gewaarmerkt zijn.
De Kroon kan reclamant niet volgen in zijn betoog dat niet voldaan is aan formele vereisten die gelden voor het indienen van een onteigeningsverzoek. Ten eerste stelt de Kroon dat het hier niet om een wettelijk voorschrift gaat, maar om een voorschrift uit de Handreiking. Daarnaast bestaat de regel om bepaalde stukken te waarmerken, zodat Onze Minister kan verifiëren of het verzoekbesluit daadwerkelijk de vermelde alsook getekende onroerende zaak/zaken in volle omvang betreft/betreffen. Indien het echter stukken betreft die nadien, op initiatief van verzoeker zelf of op aangeven van de Corporate Dienst van Rijkswaterstaat, worden aangevuld, dan dienen deze aanvullende documenten niet te worden gewaarmerkt als behorend bij het verzoek tot aanwijzing ter onteigening.
Herstructurering Mijnkinktbuurt Rotterdam
De Kroon wijst in het KB Mijnkintbuurt percelen ter onteigening aan in de gemeente Rotterdam. De gemeente Rotterdam heeft de percelen nodig voor de uitvoering van het bestemmingsplan Mijnkintbuurt, fase 1. Het bestemmingsplan voorziet in de herstructurering van een woongebied in deze wijk. Door deze herstructurering beoogt verzoeker aantrekkelijke woningen en woonmilieus te realiseren en daarmee het woon- en leefklimaat in de Tarwewijk te verbeteren.
Redelijke poging tot minnelijke verwerving in geval van algemeen aanbod
Meerdere reclamanten stellen dat de gemeente geen redelijke poging heeft gedaan om de gronden via de minnelijke weg te verkrijgen en dat daarom geen noodzaak tot onteigening bestaat. Reclamanten vinden het aanbod van de gemeente niet redelijk doordat de gemeente het aanbod niet per appartement heeft uitgesplitst, maar een lumpsum-aanbod heeft gedaan voor de aankoop van alle appartementen. Volgens reclamanten geeft een dergelijk aanbod geen enkele zichtbare rekenschap van de verschillen waardoor zij dit niet als een ’redelijk aanbod’ zien.
De Kroon overweegt dat de onteigeningswet niet verplicht tot het doen van afzonderlijke biedingen per appartement. De Handreiking stelt enkel dat het aanbod concreet moet zijn. De Kroon toetst dus niet of verzoeker voor elke – ter onteigening aan te wijzen – onroerende zaak een afzonderlijk schadeloosstellingsbedrag moet aanbieden. Verder stelt de Kroon vast dat uit het overzicht van het minnelijk overleg ook niet blijkt dat reclamant heeft verzocht om een gesplitste aanbieding op appartementsniveau te ontvangen. Deze wens is pas bij gelegenheid van de zienswijze door reclamant naar voren gebracht. Daarnaast geeft de tegentaxatie van reclamant eveneens geen verkoopwaarde per appartement.
Noodzaak onteigening bij onvolledige lijst in aanbiedingen?
Reclamante betoogt dat het laatste aanbod van verzoeker niet met de bijgevoegde lijst correspondeert. De berging bij het pand ontbreekt in de tabel van de in eigendom te verwerven onroerende zaken. Reclamante is daarom van mening dat de laatste bieding niet op de berging ziet en daarom voor die berging de noodzaak van onteigening niet vast staat.
De Kroon oordeelt dat de berging inderdaad op de lijst ontbreekt. Echter, in dezelfde brief volgt na de tabel een nadere omschrijving van de in de aanbieding betrokken appartementsrechten. Daarin is de desbetreffende onroerende zaak wel opgenomen en nader omschreven. Daarnaast is de berging in een geactualiseerde bieding wel juist vermeld, zowel in de tabel alsook in de nadere omschrijving. De Kroon oordeelt de door verzoeker gedane bieding dus ook de desbetreffende berging betreft en dat dit kenbaar is voor reclamante.
Actuele biedingen geen voorwaarde noodzaak onteigening
Reclamant betoogt dat de biedingen te oud en daarmee niet meer actueel en marktconform zijn. Daarnaast stelt reclamant dat de Kroon de onteigeningsnoodzaak niet ex tunc, maar ex nunc moet beoordelen.
De Kroon acht het aanbod wel actueel voor het bepalen van de noodzaak van onteigening. De Kroon stelt dat reclamante kennelijk van mening is dat een aanbod eveneens markttechnisch actueel dient te zijn. Dit betoog van reclamant ziet op de hoogte van de schadeloosstelling. Het is niet aan de Kroon, maar aan de rechter in de gerechtelijke procedure om dit te beoordelen.
Verder geeft de Kroon nog aan dat de Kroon in de administratieve onteigeningsprocedure zowel ex tunc als ex nunc toetst. De Kroon toetst immers of voorafgaand aan de start van de onteigening reeds serieus minnelijk overleg is gevoerd (ex nunc). Daarnaast toetst de Kroon of een redelijke doch vruchteloze poging is gedaan de zaak in der minne te verkrijgen (ex tunc). Voor het oordeel van de Kroon of sprake is van onteigeningsnoodzaak is echter ook de wijze waarop het minnelijk overleg na het verzoekbesluit is verlopen relevant (ex nunc). Tot slot stelt de Kroon dat het voor het nemen van een aanwijzingsbesluit niet bepalend is of verzoeker in het voortgezet minnelijk overleg wederom een aanbod heeft gedaan.
MEER INFORMATIE?
Voor meer informatie over inzet van het onteigeningsinstrument, de onteigeningsprocedure, terinzagelegging, minnelijk overleg of andere vragen over grondverwerving kunt u contact opnemen met Carola van Andel, onteigeningsadvocaat, (t: +31 (0)6 13 00 45 93 of e: carola.vanandel@nysingh.nl) of met Marlotte Hiddema (t: +31 (0)6 82 93 33 02 of e: marlotte.hiddema@nysingh.nl.