Voor telecomkabels geldt van oudsher het adagium ‘liggen om niet, verleggen om niet’.

Toch moet Maasdelta de verplaatsingskosten van KPN dragen. Het hof Den Haag oordeelt dat Maasdelta ten tijde van het verplaatsingsverzoek nog niet ‘gehouden’ was om de grond te leveren en de oprichting van het gebouw nog niet ‘voldoende bepaalbaar’ was, zoals bedoeld in artikel 5.8 lid 2 Tw (ECLI:NL:GHDHA:2020:1926).

Wat was er aan de hand

Maasdelta heeft in 2014 een mantelovereenkomst gesloten met de gemeente Maassluis. Onderdeel van de afspraken was dat Maasdelta grond in eigendom zou overdragen aan de gemeente met het oog op realisatie van een nieuwe school. Op de grond bevond zich echter een verdeelkast met kabels en leidingen van KPN. In november 2015 zijn KPN en Maasdelta overeengekomen dat KPN de verdeelkast voor € 124.494,43 zou verplaatsen. Maasdelta heeft de grond in april 2017 in eigendom overgedragen aan de gemeente.

 

KPN heeft de verdeelkast verplaatst, maar Maasdelta weigert de factuur daarvoor te betalen met een beroep op dwaling en bedrog. Zij stelt een onjuiste voorstelling van zaken te hebben gehad, omdat zij op grond van artikel 5.8 lid 2 Tw (oud) had kunnen verlangen dat KPN de verdeelkast op eigen kosten zou verplaatsen en KPN haar daarop proactief had moeten wijzen. KPN is naar de rechter gestapt en in eerste aanleg is Maasdelta door de rechtbank veroordeeld tot vergoeding van de verlegkosten.

 

Lees meer op ons onteigeningsblog