Sommige onderdelen van onze overheid houden zich voornamelijk bezig met het (her)verdelen van financiële middelen aan burgers. Te denken valt bijvoorbeeld aan de ‘beschikkingenfabrieken’ van de gemeentelijke sociale diensten, het UWV en de Belastingdienst. Soms verzuimt de overheid op tijd te betalen en gaat zij pas na een bestuurlijke heroverweging of na ingrijpen door de bestuursrechter over tot betaling.

Het is goed denkbaar dat een burger die afhankelijk is van tijdige betaling (van bijvoorbeeld een uitkering, een toeslag etc.) als gevolg van het uitblijven van betaling schade lijdt. De vraag is dan of deze schade volledig te verhalen is op het overheidsorgaan dat in gebreke is gebleven. Over deze vraag ging de zaak die leidde tot een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 20 februari 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:578).

Schade als gevolg van een geweigerde uitkering

De gemeente Heerhugowaard had geweigerd om een van haar inwoners een bijstandsuitkering te verstrekken. Een daartegen gericht bezwaar (bij het betreffende bestuursorgaan van de gemeente) en beroep (bij de bestuursrechter) werden ongegrond verklaard. Pas in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep had de uitkeringsgerechtigde succes en werd de beslissing op het bezwaar vernietigd. Vervolgens heeft de gemeente alsnog een bijstandsuitkering toegekend en wettelijke rente vergoed over de tijd dat de gemeente met de toekenning daarvan in gebreke was gebleven.

 

De uitkeringsgerechtigde stelde daarop de gemeente aansprakelijk, omdat hij de uitkering nodig had gehad om de premie voor een ziektekostenverzekering te voldoen. Nu hij niet had kunnen voldoen aan de wettelijke verplichting om zich te verzekeren voor ziektekosten, was hem een (kennelijk na het voeren van enkele procedures) van overheidswege een dwangverzekering opgelegd met een extra hoge premie. Als schade voerde hij dan ook op (onder meer) de extra verschuldigde premie, eigen bijdragen, (extra) boetes en deurwaarderskosten. De gemeente weigerde aansprakelijkheid te erkennen en de uitkeringsgerechtigde zag zich genoodzaakt een civiele procedure aan te spannen.

Bevoegdheid civiele rechter

Allereerst een opmerking over de bevoegdheid van de civiele rechter. Omdat de schadeoorzaak (het onrechtmatige besluit) dateerde van vóór 1 juli 2013 was de civiele rechter bevoegd. Indien het onrechtmatige besluit na 1 juli 2013 zou zijn genomen, zou de bestuursrechter bij uitsluiting bevoegd zijn geweest, nu het gaat om een schade veroorzaakt door een besluit waarover de Centrale Raad van Beroep in hoogste instantie oordeelt (artikel 8:89 lid 1 Awb). Deze bevoegdheidsverdeling is geïntroduceerd met de Wet nadeelcompensatie bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013, 50 / titel 8.4 Awb).  In dat geval had de uitkeringsgerechtigde – in plaats van een civiele procedure – gebruik moeten maken van de bestuursrechtelijke verzoekschriftprocedure (artikel 8:88 e.v. Awb).

Wettelijke rente = gefixeerde schadevergoeding

In artikel 6:119 BW is bepaald dat de schadevergoeding, verschuldigd wegens de vertraging in de voldoening van een geldsom, bestaat in de wettelijke rente van die som over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening ervan in verzuim is geweest. De wetgever heeft daarmee voor een veel voorkomende vorm van schade gekozen voor een systeem van gefixeerde schadevergoeding. Het gevolg hiervan is enerzijds dat de schuldeiser geen recht heeft op minder schadevergoeding dan het bedrag aan wettelijke rente. Anderzijds heeft de schuldeiser ook geen recht op meer schadevergoeding, indien hij schade claimt die terug is te voeren op de vertraging in de voldoening van een geldsom.

 

Het eerste gevolg bleek in de zaak die leidde tot het standaardarrest Ahold / Staat (HR 14 januari 2005, LJN AR0220, NJ 2007/481). De Staat had van Ahold jarenlang ten onrechte teveel accijnzen geheven over druivenwijn. Toen Ahold het teveel betaalde terugvorderde van de Staat inclusief wettelijke rente, verweerde de Staat zich met de stelling dat Ahold de betreffende accijnzen vrijwel direct had doorberekend aan haar afnemers en dus ook geen recht had op rente. Dit verweer ging volgens de Hoge Raad niet op en Ahold kreeg toch rente vergoed. Het systeem van gefixeerde schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente dient de rechtszekerheid en de hanteerbaarheid van het recht. Aldus behoeft de schuldeiser enerzijds niet te bewijzen enige schade te hebben geleden, maar kan hij anderzijds ook geen hogere vergoeding vorderen indien zijn schade meer dan het fixum zou belopen. Ook de Centrale Raad van Beroep volgt deze lijn (CRvB 11 december 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BY6015).

Geen vergoeding van gevolgschade

Het Gerechtshof Amsterdam paste deze rechtspraak toe op de onderhavige zaak en wees de vordering (net als in eerste aanleg de kantonrechter) af. In dit geval doet zich volgens het hof de situatie voor van een vertraging in de voldoening van een geldsom als bedoeld in artikel 6:119 BW:

“De door [appellant] ingestelde vordering tot vergoeding van de hiervoor door hem gestelde schade hangt duidelijk samen met het gemis van de financiële middelen om een ziektekostenverzekering af te sluiten en de daarvoor verschuldigde premie te voldoen en is dus te herleiden tot de te late betaling van de uitkering. De schadevergoeding wegens die te late betaling bestaat in de wettelijke rente, en daar blijft het dan bij.”

Opvallend is dat dus de oorzaak van de te late betaling en daarmee de onrechtmatige handelwijze van de gemeente geheel buiten beeld blijft. In dit geval was immers in de bestuursrechtelijke procedure komen vast te staan dat de gemeente in eerste instantie ten onrechte de uitkering had geweigerd en was de betreffende beschikking door de bestuursrechter vernietigd. Volgens vaste rechtspraak staat in dat geval vast dat de overheid toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld in civielrechtelijke zin.

Slotsom

Slotsom van dit alles is dat een burger die (gevolg)schade lijdt als gevolg van de te late betaling van een geldsom door de overheid, ongeacht de oorzaak van die late betaling, genoegen moet nemen met de wettelijke rente. Scharnierpunt is of de opgevoerde schade is te herleiden tot de te late betaling. In de praktijk heeft dit tot consequentie dat mogelijk aanzienlijke schadeposten voor eigen rekening van de burger blijven.

Meer informatie

Neem voor meer informatie over dit of andere onderwerpen op het terrein van het overheidsprivaatrecht en – aansprakelijkheidsrecht op met Rense Lubach, E: rense.lubach@nysingh.nl | T: 026 357 57 15 | M: 06 51 65 91 59.