Het college van burgemeester en wethouders van Valkenburg aan de Geul (hierna: het college) heeft bij besluit van 25 juni 2013 een beslissing genomen op een verzoek van appellant op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob).

ABRvS 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:409

 

Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft appellant het college in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op het door hem gemaakte bezwaar. Het college heeft bij brief van 28 oktober 2013 aan appellant medegedeeld dat de beslissing op een door hem gemaakt bezwaar met zes weken wordt verdaagd en dat een door hem ingediende ingebrekestelling prematuur is en om die reden niet in behandeling wordt genomen. Het daartegen door appellant gemaakte bezwaar is door het college niet-ontvankelijk verklaard en de rechtbank heeft het door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.

 

Appellant betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de ingebrekestelling geen aanvraag is, zodat de reactie daarop geen besluit is waartegen bezwaar of beroep openstaat. Appellant voert daartoe aan dat uit de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1290) niet volgt dat de reactie op een ingebrekestelling geen besluit is. Appellant stelt zich voorts op het standpunt dat de mededeling van het college dat de ingebrekestelling prematuur is en derhalve niet in behandeling zal worden genomen, een beschikking is als bedoeld in artikel 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat die mededeling in zoverre een besluit is waartegen bezwaar of beroep openstaat.

 

De Afdeling heeft in voornoemde uitspraak overwogen dat het bestuursorgaan de beschikking ter vaststelling van de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom uit eigen beweging dient vast te stellen en een ingebrekestelling geen aanvraag is in de zin van artikel 4:17, eerste lid Awb. Naar het oordeel van de Afdeling is het nemen van een dwangsombesluit onder deze omstandigheden geen beschikking op aanvraag in de zin van artikel 4:17, eerste lid, van de Awb en kan het bestuursorgaan dientengevolge niet krachtens die bepaling een dwangsom verbeuren wegens het niet-tijdig nemen van een dwangsombesluit. Appellant voert volgens de Afdeling terecht aan dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, de Afdeling in deze uitspraak niet heeft overwogen dat de reactie op een ingebrekestelling geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid Awb.

 

Voornoemde brief van het college van 28 oktober 2013 is een reactie op de ingebrekestelling van appellant van 11 oktober 2013. In deze brief heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de ingebrekestelling prematuur is. Daarmee heeft het college zich in feite op het standpunt gesteld dat het geen dwangsom heeft verbeurd wegens het uitblijven van een beslissing op het door appellant gemaakte bezwaar. De brief behelst in zoverre een publiekrechtelijke rechtshandeling en is derhalve een besluit. De rechtbank heeft dan ook niet onderkend dat het college het door appellant gemaakte bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

 

Bestuursorganen dienen zich er gelet op deze uitspraak bewust van te zijn dat een schriftelijke beslissing op een ontvangen ingebrekestelling, ook als die beslissing inhoudt dat er geen dwangsom is verbeurd wegens het uitblijven van een beslissing, een besluit betreft in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep open staan.