Het besluit tot vestiging van een voorkeursrecht betreft een discretionaire bevoegdheid.

Het al dan niet uitoefenen van die bevoegdheid dient daarom door de rechter terughoudend te worden getoetst. Ten tijde van de vestiging hoeft nog geen duidelijkheid te bestaan omtrent de precieze invulling van de beoogde ontwikkeling, de financiƫle uitvoerbaarheid daarvan of de inzet van het onteigeningsinstrument. Dit en meer bevestigt de rechtbank Noord-Holland in haar uitspraak van 22 oktober 2020 (ECLI:NL:RBNHO:2020:8745).

Voorkeursrecht vanwege beoogde transformatie kantorengebied

De raad van de gemeente Purmerend heeft gronden aangewezen waarop de artikelen 10 tot en met 15, 24 en 26 van de Wet voorkeursrecht gemeente (Wvg) van toepassing zijn. Daaraan is ten grondslag gelegd dat een voorkeursrecht wenselijk is met het oog op de beoogde transformatie van het gebied van hoofzakelijk kantoren naar een gebied met een hogere bebouwingsdichtheid met hoogbouw en de toevoeging van vooral een woonfunctie.

 

Lees meer op ons onteigeningsblog