Op 4 juni 2020 heeft de wetgever het voorontwerp Tijdelijke betalingsuitstelwet 2020 ter internetconsultatie aangeboden.

Op 4 juni 2020 heeft de wetgever het voorontwerp Tijdelijke betalingsuitstelwet 2020 ter (internet)consultatie aangeboden. De Tijdelijke Betalingsuitstelwet 2020 biedt ondernemingen de mogelijkheid om de rechtbank te vragen de behandeling van een faillissementsaanvraag aan te houden of verhaalacties van schuldeisers te schorsen of op te heffen als die ondernemingen in de financiële problemen zijn gekomen vanwege de beperkende maatregelen van de overheid in het kader van het coronavirus.

 

Dit geldt ook voor ondernemingen die een indirect effect (hebben) ervaren van de maatregelen (bijvoorbeeld leveranciers van gesloten horeca).

 

De regeling is ontworpen om ervoor te zorgen dat ondernemingen na de versoepeling van de beperkende maatregelen in het kader van het coronavirus de gelegenheid krijgen hun bedrijven weer op te starten. Het is een aanvulling op de diverse andere (financiële) overheidsmaatregelen die zijn aangekondigd om ondernemers te ondersteunen en de (financiële) problemen als gevolg van het coronavirus zoveel mogelijk te beperken.

Verzoek tot aanhouding faillissementsaanvraag

Een onderneming die wordt geconfronteerd met een faillissementsaanvraag, kan een verzoek tot aanhouding bij de rechtbank indienen. De rechtbank zal een dergelijke aanvraag summierlijk toetsen na een kort onderzoek. Voor het onderzoek van de rechtbank dient de onderneming (de schuldenaar) zijn verzoek tot aanhouding inhoudelijk met informatie te onderbouwen. Uit de betreffende informatie moet blijken dat (i) vóór de afkondiging van de maatregelen voldoende inkomsten had om de opeisbare schulden te voldoen en (ii) sinds de afkondiging van die maatregelen sprake is geweest van omzetverlies van 20%. Het laatste criterium sluit aan bij het criterium om in aanmerking te komen voor de NOW-regeling. Verder is van belang dat de rechtbank (ook) rekening dient te houden met de belangen van de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd. De schuldeiser dient daarom ook de gelegenheid te krijgen om zijn zienswijze op het verzoek tot aanhouding in te brengen.

 

Indien de rechtbank besluit dat een faillissementsaanvraag dient te worden aangehouden, heeft dit op grond van de regeling ook nog twee andere gevolgen. Ten eerste geldt er uitstel van betaling voor de schulden van de schuldeiser die het faillissement heeft aangevraagd voor de schulden die ten grondslag liggen aan die faillissementsaanvraag. Daarnaast heeft de desbetreffende schuldeiser geen mogelijkheid (meer) om zijn verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar te wijzigingen of op te schorten of zijn overeenkomst met de onderneming te ontbinden.

 

Een onderneming heeft de mogelijkheid om de rechtbank te verzoeken om driemaal dezelfde faillissementsaanvraag twee maanden aan te houden (dus maximaal zes maanden). Elk verzoek tot verlenging vergt een nieuwe (korte) toets van de rechter. Indien tussentijds een andere schuldeiser een faillissementsaanvraag indient dient de rechtbank ook opnieuw te beoordelen of aan de voorwaarden van de regeling wordt voldaan.

 

De werking van art. 47 Fw (vernietiging voldoening aan opeisbare schulden) en art. 54 Fw (ongedaan maken van verrekeningen) worden grotendeels beperkt als sprake is van een aanhouding van een faillissementsaanvraag. De wetgever heeft dit bepaald, zodat de onderneming ‘gewoon’ aan haar opeisbare schulden kan voldoen. Daarnaast kan dit ertoe leiden dat een financier haar krediet aan de onderneming in financiële nood minder snel zal intrekken.

Schorsing / opheffing executiemaatregelen

Op grond van de voorgestelde regeling heeft de schuldenaar de mogelijkheid de executie van een zekerheidsrecht of een beslag tijdelijk te schorsen of op te heffen. Een schorsing of opheffing van een executiemaatregel kan voorkomen dat een onderneming diens activiteiten niet meer kan uitvoeren (bijvoorbeeld vanwege executoriaal beslag op essentiële bedrijfsmiddelen). Een verzoek daartoe dient bij de voorzieningenrechter te worden gedaan. Voor de beoordeling van deze aanvragen om executiemaatregelen op te heffen of te schorsen geldt dezelfde toets als voor het verzoek voor het aanhouden van de faillissementsaanvraag. De belangenafweging maakt daar dus ook onderdeel van uit.

Conclusie

De consultatieperiode van de wet eindigt op 11 juni 2020. Het is de verwachting dat de wet op zeer korte termijn in werking zal treden. De regeling kan ondernemingen in financiële moeilijkheden meer tijd bieden om hun activiteiten weer volledig op te starten als de beperkende overheidsmaatregelen (grotendeels) zijn teruggedraaid. De wetgever beoogt hiermee te voorkomen dat ondernemingen definitief hun activiteiten moeten staken als gevolg van een faillissement of beslagleggingen.