Passeren van gebreken ingevolge artikel 6:22 Awb?

De Afdeling heeft in een uitspraak van 27 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:921) verduidelijkt wanneer een gebrek in een besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden gepasseerd.

 

In deze kwestie stelde appellant zich in hoger beroep op het standpunt dat de rechtbank het bestreden besluit had moeten vernietigen, omdat er in strijd met artikel 7:7 Awb geen schriftelijk verslag van de hoorzitting in bezwaar is gemaakt. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank er niet zomaar aan voorbij mocht gaan dat van de hoorzitting geen schriftelijk verslag is gemaakt, maar dat dit niet leidt tot een vernietiging, omdat dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb kan worden gepasseerd.

Passeren gebreken

Artikel 6:22 Awb bepaalt dat een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een (on)geschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het bestuursorgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand kan worden gelaten, indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

 

Volgens de memorie van toelichting bij artikel 6:22 Awb is niet de aard van het geschonden voorschrift beslissend voor de beantwoording van de vraag of een gebrek in een besluit kan worden gepasseerd, maar uitsluitend het antwoord op de vraag of door de schending iemand is benadeeld. In de uitspraak van 27 maart 2019 overweegt de Afdeling in aansluiting op deze toelichting als volgt:

“Toepassing van artikel 6:22 van de Awb is mogelijk indien aannemelijk is dat de belanghebbende door het gebrek in het bestreden besluit niet is benadeeld. Een gebrek dat herstel behoeft, leent zich in beginsel niet voor toepassing van deze bepaling. In gevallen waarin van het bestuursorgaan een bepaalde actie is vereist om het gebrek weg te nemen, kan er immers niet zonder meer van worden uitgegaan dat belanghebbenden door het gebrek niet zijn benadeeld. Alleen indien evident is dat belanghebbenden door het gebrek niet zijn benadeeld, kan bij het bestaan van een dergelijk gebrek toepassing worden gegeven aan artikel 6:22 van de Awb.”

Omdat:

  • appellant ter zitting in beroep heeft opgemerkt wat bij de hoorzitting in bezwaar is besproken en wat bij de heroverweging van het primaire besluit had moeten worden betrokken;
  • appellant ter zitting bij de Afdeling te kennen heeft gegeven dat hij alles wat hij in dat verband naar voren wilde brengen ook naar voren heeft kunnen brengen;
  • van de hoorzitting een digitaal audioverslag is gemaakt;

komt de Afdeling in voornoemde uitspraak tot de conclusie dat het ontbreken van een verslag van de hoorzitting, in dit geval met toepassing van artikel 6:22 Awb, kon worden gepasseerd.

De Afdeling merkt hierbij op dat het enkele feit dat een schriftelijk exemplaar van het verslag tot op heden niet voorhanden is, niet kan leiden tot het oordeel dat appellant daardoor is benadeeld.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Voor de praktijk is van belang dat het passeren van gebreken ingevolge artikel 6:22 Awb mogelijk is als duidelijk is, dat de belanghebbende door het gebrek in het bestreden besluit niet is benadeeld. Dit betekent dat als een gebrek moet worden hersteld, toepassing van artikel 6:22 Awb in beginsel niet mogelijk is.