Toelichting op een interessante uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2019:247) geeft duidelijkheid over welke gegevens bij de vaststelling van een WOZ-waarde als persoonsgegevens aan te merken zijn. Aanleiding was een inzageverzoek op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Dergelijke inzageverzoeken kunnen sinds 25 mei 2018 worden gedaan op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Onderliggende gegevens taxatie WOZ

Een inwoner heeft de gemeente waar hij woont verzocht om inzage in alle gegevens die over zijn woning ter uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) over het jaar 2016 zijn geregistreerd. De heffingsambtenaar heeft het verzoek afgewezen en het bezwaar ongegrond verklaard met als motivering dat de gevraagde gegevens geen persoonsgegevens betreffen.

Om welke gegevens ging het?

De inwoner wilde inzage in alle aan de WOZ-waarde ten grondslag liggende gegevens, zoals:

  • adres, buurt, wijk, type woning,
  • marktsegment, waardeverloop, kengetallen,
  • volume van de woning, gebruiksoppervlakte van de woning,
  • volumes van de bijgebouwen, gebruiksoppervlaktes van de bijgebouwen,
  • bouwjaar van de woning, bouwjaar van de bijgebouwen,
  • oppervlakte van het perceel, ligging,
  • de KOUDV-factoren (kwaliteit, onderhoud, uitstraling, doelmatigheid en voorzieningen van de woning), omgevingsfactoren,
  • overrule factor van de woning, overrule factor van het perceel
  • en eventuele waarde drukkende factoren, zoals beperkingen uit het bestemmingsplan, aanwezigheid van asbest, parkeeroverlast of overlast van nabije grootschalige evenementen.

Persoonsgegevens?

Zijn deze gegevens aan te merken als persoonsgegevens? Volgens de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat deze aan de WOZ-waarde ten grondslag liggende gegevens met betrekking tot de woning van de inwoner geen persoonsgegevens zijn. Weliswaar zijn de WOZ-waarde en het adres van de woning, die aan de inwoner zijn verstrekt, persoonsgegevens, maar de overige genoemde gegevens zijn dat niet.

 

De rechtbank heeft terecht overwogen dat dergelijke gegevens geen gegevens zijn die alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor een bepaalde persoon dat hij daarmee kan worden geïdentificeerd. De gegevens waar het hier om gaat zijn waardegegevens.

Verzoek Wbp versus verzoek WOZ

De heffingsambtenaar was volgens de rechtbank en de Afdeling niet gehouden die waardegegevens aan de inwoner mee te delen of te verstrekken op grond van artikel 35 van de Wbp.

 

Naast een inzageverzoek op grond van de Wbp is tevens inzage op grond van de Wet WOZ mogelijk. Op grond van artikel 40 Wet WOZ kan worden verzocht om een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde WOZ-waarde. Van die mogelijkheid heeft deze inwoner ook gebruik gemaakt. De besluitvorming inzake de Wet WOZ is echter in deze procedure geen onderwerp van geschil. Het lijkt erop dat deze procedure alleen is gevoerd vanwege een vermeende verschuldigde dwangsom.

Termijn ingebrekestelling bij ontvangst heffingsambtenaar

De bevoegdheid ten aanzien van de uitvoering van de Wet WOZ is in dit geval geheel overgedragen aan de heffingsambtenaar. Hierdoor is doorslaggevend het moment waarop de heffingsambtenaar de ingebrekestelling heeft ontvangen. Pas op dat moment gaat de termijn van twee weken als bedoeld in artikel 4:17 lid 3 Awb lopen. Dat de gemeente Apeldoorn de ingebrekestelling eerder heeft ontvangen maakt geen verschil.

 

De heffingsambtenaar heeft het besluit op bezwaar tijdig binnen twee weken bekend gemaakt en de gemeente is derhalve geen dwangsom verschuldigd.