Naar aanleiding van de evaluatie van de Natuurschoonwet 1928 is op 13 maart 2020 in het kabinetsberaad het nieuwe concept Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 vastgesteld.

Naar aanleiding van de evaluatie van de Natuurschoonwet 1928 is op 13 maart 2020 in het kabinetsberaad het nieuwe concept Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 vastgesteld. Het concept wordt nu ter advies aangeboden aan de Raad van State. Er zijn een aantal wijzigingen ten opzichte van het concept rangschikkingsbesluit dat op 8 juli 2019 ter internetconsultatie is voorgelegd. Het verslag van de internetconsultatie is inmiddels door het Ministerie gepubliceerd.

Verslag internetconsultatie

De voorwaarden, waaraan landgoederen moeten voldoen om te kunnen worden aangemerkt als NSW-landgoed, zijn in het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928 opgenomen.  Doel van het besluit tot wijziging van het Rangschikkingsbesluit is het op onderdelen meer effectief en efficiënt realiseren van de doelstellingen van de Natuurschoonwet 1928.
Diverse belanghebbenden en stakeholders hebben gereageerd op het concept besluit tot wijziging van het Rangschikkingsbesluit dat op 8 juli 2019 ter internetconsultatie is voorgelegd. Het Ministerie geeft in het op 16 maart 2020 gepubliceerde verslag van deze internetconsultatie aan, dat het nut en de noodzaak van de wijziging van het Rangschikkingsbesluit niet zo zeer ter discussie staan. In het verslag wordt onder meer ingegaan op de volgende onderwerpen:

a. Voldoende substantie natuur

In het concept besluit is de eis opgenomen dat natuur een aaneengesloten oppervlakte van tenminste 0,5 hectare omvat. Natuur op nieuwe en bestaande landgoederen moet in termen van kwantiteit en kwaliteit voldoende substantie hebben om een bijdrage te kunnen leveren aan het natuurschoon op landgoederen. In een reactie is er op gewezen dat deze minimale oppervlakte onvoldoende rekening houdt met de ecologische waarde van kleine landschapselementen. In het verslag geeft het Ministerie aan dat de minimale omvang van natuur van belang is om de aanwezigheid van robuuste natuur te waarborgen. Dit laat onverlet dat de ecologische waarde van kleine landschapselementen van belang kan zijn. In het kader van de toetsing of het geheel aan natuur voldoende tegemoet komt aan de voorwaarden die het Rangschikkingsbesluit stelt, zal door RVO en de Belastingdienst worden beoordeeld vanuit het totaal van het landschap.

b. Nieuwe natuurterreinen

De mogelijkheid om gronden te rangschikken die overeenkomstig een inrichtingsplan nog moeten worden ontwikkeld tot natuurterrein komt in het concept besluit te vervallen. In reacties op het concept besluit werd opgemerkt dat het door die wijziging niet meer mogelijk is bij de verwerving van die gronden een beroep te doen op de NSW-vrijstelling van overdrachtsbelasting. Het Ministerie erkent dat, maar geeft aan dat de huidige praktijk een aanscherping behoeft. De realisatie-eis komt voort uit de praktijk waaruit blijkt dat de realisatie van natuurterreinen beperkt blijft tot het inrichtingsplan. Het Ministerie wijst er op dat andere fiscale faciliteiten van toepassing blijven en voor de ontwikkeling van natuur via de SKNL een subsidie ontvangen kan worden.

c. Golfbaan

Het concept besluit bepaalt dat landgoederen met één of meer golfbanen uitsluitend in aanmerking komen voor rangschikking indien de oppervlakte van iedere golfbaan voor tenminste 50% is bezet met natuurterreinen of houtopstanden.  Voor het overige deel van het landgoed blijft de eis gelden dat tenminste 30% bezet is met natuurterreinen of houtopstanden. In een aantal reacties wordt opgemerkt dat een definitie van ‘golfbanen’ wenselijk zou zijn. In het verslag wordt aangegeven dat een golfbaan in ieder geval de holes, de roughs en eventueel de rangschikbare functionele opstallen en parkeerterreinen omvat. Wellicht is het niet altijd duidelijk waar de golfbaan overgaat in de omliggende natuurterreinen en houtopstanden van de rest van het landgoed. Dit zal in redelijkheid en in samenspraak tussen de eigenaar, RVO en de Belastingdienst bepaald moeten worden. Aan de hand van de praktijk kunnen daarvoor zonodig richtlijnen worden ontwikkeld.

d. Economische dragers

Het Ministerie geeft aan dat in het overleg met de stakeholders bij de voorbereiding tot het besluit tot wijziging ten aanzien van economische dragers is vastgesteld dat toelating van nieuwe economische dragers maatwerk vereist. Richtlijnen en regelgeving vormen daarvoor een minder geschikt instrument om tegemoet te komen aan de wens nieuwe functies op landgoederen toe te staan. Op grond van het concept-besluit zal van geval tot geval worden beoordeeld of een economische drager inbreuk maakt op het natuurschoon. In het verslag vermeldt het Ministerie dat met het wijzigingsbesluit geen materiële wijziging is beoogd.

e. Landgoederen kleiner dan 5 ha

In het concept-besluit wordt de eis gesteld dat de oppervlakte van een landgoed tussen de 1 en 5 hectare voor tenminste 50% bezet moet zijn met houtopstanden of natuurterreinen. Voor landgoederen die kleiner zijn dan 1 hectare en bezwaard zijn met een recht van erfpacht of vruchtgebruik is in het concept-besluit de eis opgenomen dat de hoofdgerechtigde de eigendom heeft van de aangrenzende zaak die als landgoed is aangemerkt. In 2 reacties wordt opgemerkt dat het effectiever en efficiënter zou zijn wanneer de bloot-eigenaar verantwoordelijk is voor de NSW-rangschikking. Het Ministerie ziet geen aanleiding tot wijziging. In de praktijk zijn geen problemen bekend. Een wijziging zou een achteruitgang betekenen voor de erfpachter, die geen beroep meer zou kunnen doen op de fiscale faciliteiten. Voor bloot-eigenaren is het in beleidsbesluit van 29 juni 2011 (BLKB2011/310M) al een tegemoetkomende regeling opgenomen.

f. Overgangsregeling

In het concept-besluit is geen fiscale overgangsregeling opgenomen. Dit betekent dat buiten invorderingen gelaten belastingen ten aanzien van landgoederen, die niet aan de voorwaarden van het nieuwe Rangschikkingsbesluit (kunnen) voldoen en per 31 december 2030 worden onttrokken aan de NSW, alsnog kunnen worden ingevorderd. Het betreft buiten invordering gelaten overdrachtsbelasting, schenk- en/of erfbelasting over verkrijgingen in de jaren 2006-2020. In diverse reacties op het concept-besluit wordt een overgangsregeling en een generaal pardon bepleit.

Het Ministerie geeft aan dat het overgangsrecht ten aanzien van bepaalde verkregen fiscale faciliteiten voor landgoederen door middel van een aanpassing van de fiscale wetgeving zal worden geregeld. De exacte vormgeving van dit (fiscale) overgangsrecht moet nog worden bekeken. Het uitgangspunt is om een vergelijkbare regeling op te nemen als bij eerdere wijzigingen is gedaan.

Ingangsdatum nieuwe rangschikkingsbesluit

De beoogde ingangsdatum van het nieuwe rangschikkingsbesluit is 1 januari 2021.