In het kader van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 worden per 1 juli a.s. een aantal wijzigingen doorgevoerd. Het gaat om de volgende twee wijzigingen.
Reële prijzen jeugdwet per 1 juli a.s. van kracht / aanpassing Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
In een eerder blog schreven we al dat de ‘Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015’ in werking is getreden per 1 juli 2022. Met die wet was reeds een wettelijke grondslag gecreëerd voor de AMvB Reële prijzen Jeugdwet, met als doel om regels te stellen aan de inkoop van jeugdhulp.
Bij Besluit van 11 maart 2024[1] is bepaald dat deze AMvB per 1 juli a.s. in werking treedt. De AMvB bevat regels ter bevordering van een goede verhouding tussen de prijs en kwaliteit van door gemeenten te bekostigen preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De prijs voor een dienst uit de Jeugdwet moet ten minste worden gebaseerd op een aantal kostprijselementen, wil sprake kunnen zijn van een reële prijs. In aanmerking moeten worden genomen: de kosten van beroepskrachten, cliëntgebonden kosten anders dan van beroepskrachten, overheadkosten en de kosten voor indexering. Deze kostprijselementen dienen verplicht in de gemeentelijke verordeningen te worden meegenomen. De invoering van de kostprijselementen in de AMvB’s zou moeten leiden tot een zorgvuldiger en transparantere reële prijs.
Middels voormeld besluit wordt ook het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 aangepast, waarbij is beoogd om de formuleringen van de bepalingen over de reële prijs uit de Jeugdwet en de Wmo 2015 zo veel mogelijk op elkaar te laten aansluiten.[2]
Wijziging Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015
De ‘Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015’ waarover het hiervoor al kort ging, wijzigt per 1 juli a.s. als gevolg van het Besluit van 11 maart 2024.[3] Per juli 2022 is op grond van deze wet het ‘emvi-criterium’ al komen te vervallen. Dit criterium hield in dat gemeenten in het kader van de Jeugdwet en Wmo 2015 verplicht waren om te gunnen op basis van de ‘economisch meest voordelige inschrijving’. Met het vervallen van dit criterium zijn gemeenten in de gelegenheid om voor de inkoop van sociale diensten een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure te volgen op grond van de Aanbestedingswet. In een eerder blog werd hier al uitgebreid bij stil gestaan. Met de aanstaande wetswijziging wordt de mogelijkheid toegevoegd om bij of krachtens AMvB zorgvuldigheidseisen voor de inkoop of subsidiëring te regelen. Ook wordt een evaluatiebepaling van kracht die verplicht om de Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 binnen vijf jaar te evalueren. Het voorgaande heeft tot doel om de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten uit de Jeugdwet en Wmo 2015 te verlichten.
[1] Stb. 2024, 70.
[2] Stb. 2024, 69.
[3] Stb. 2024, 55.