Huur en verhuur van winkelruimte (290-bedrijfsruimte)

Bent u huurder of verhuurder van een winkelruimte; een bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW? Dan dient u rekening te houden met de wettelijke huurprijsbescherming, huurtermijnbescherming en opzeggingsbescherming van de huurder.

Heeft u juridische vragen over huur en verhuur van winkelruimte? Wij helpen u graag verder.

Frank van Beek

Advocaat

Van deze wettelijke regels kan niet in het nadeel van de huurder worden afgeweken. Welke bescherming  hebben huurders van een winkelruimte (290-bedrijfsruimte)? Dat leest u hieronder.

Huurprijsbescherming

Bij de verhuur van winkelruimte geldt voo de huurprijs geen wettelijk maximum. De contractsvrijheid van partijen staat voorop. Wel hebben beide partijen op grond van artikel 7:303 BW het recht om na het verstrijken van de eerste huurtermijn, of in geval van onbepaalde tijd iedere vijf jaar, een huurprijsherziening te vorderen. Hiertoe kunnen partijen overgaan indien zij van mening zijn dat de tussen hen geldende huurprijs niet overeenstemt met die van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse en wanneer zij onderling geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een aanpassing van de huurprijs.

winkelruimte

Huurtermijnbescherming

Een huurovereenkomst voor winkelruimte (290-bedrijfsruimte) wordt aangegaan voor de duur van vijf jaar. Na het verstrijken van deze termijn wordt de huurovereenkomst, behoudens opzegging door één van partijen, verlengd voor wederom vijf jaar. Afwijkende afspraken op dit punt zijn alleen toegestaan wanneer sprake is van een overeenkomst voor maximaal twee jaar als bedoeld in artikel 7:301 BW óf met toestemming van de kantonrechter. Na het verstrijken van de tweede termijn zijn partijen vrij om afspraken te maken over de duur waarvoor de huurovereenkomst wordt voortgezet. Maken partijen geen afspraken, dan wordt de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd verlengd.

Opzeggingsbescherming

Een huurovereenkomst voor winkelruimte eindigt alleen door opzegging met inachtneming van een opzegtermijn van één jaar. De verhuurder kan de huurovereenkomst enkel opzeggen als hij daarvoor een in de wet opgenoemde opzeggingsgrond heeft of op grond van een afweging van de belangen van partijen. De opzeggingsgronden zijn: slecht huurderschap, dringend eigen gebruik, het verwezenlijken van een planologische bestemming of het door de huurder niet aanvaarden van een redelijk voorstel tot renovatie. De gronden waarop de opzegging stoelt, moeten door de verhuurder in zijn opzeggingsbrief worden vermeld. Stemt een huurder niet in met de opzegging, dan kan de beëindiging van de huurovereenkomst alleen via de rechter worden afgedwongen. De huurovereenkomst eindigt in dat geval pas op het moment dat het oordeel van de rechter onherroepelijk is geworden.

Sluiten
Generic selectors
Exact matches only
Search in title
Search in content
Post Type Selectors