Vooralsnog treedt de Omgevingswet op 1 juli 2023 naar verwachting in werking. Daarmee komt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) te vervallen.

Artikel 2.4, eerste lid van de Wabo geeft nu nog als hoofdregel dat het college van B&W beslist op een aanvraag om omgevingsvergunning. Uitzonderingen op deze hoofdregel zijn opgenomen in het tweede tot en met vijfde lid van artikel 2.4 Wabo en (hoofdstuk 3 van) het Bor. In de Omgevingswet wordt het bevoegd gezag als volgt geregeld.

Twee stelsels

Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning wordt hoofdzakelijk geregeld in hoofdstuk 5 van de Omgevingswet en hoofdstuk 4 van het Omgevingsbesluit. Daarbij wordt uitgegaan van het principe “decentraal, tenzij”. Daarnaast maakt de wet een duidelijk onderscheid tussen aanvragen om omgevingsvergunning voor wateractiviteiten en aanvragen voor andere activiteiten. In beide stelsels is een regeling opgenomen voor het bepalen van het bevoegd gezag bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor één activiteit (enkelvoudige aanvraag) en een aanvraag om meerdere activiteiten (meervoudige aanvraag). Ook zijn regels opgenomen om samenloop van bevoegd gezag te voorkomen.

Wateractiviteiten

De Omgevingswet kent voor wateractiviteiten een apart stelsel voor het bepalen van het bevoegd gezag. Een omgevingsvergunning voor wateractiviteiten kan op grond van artikel 5.7, tweede lid Omgevingswet en artikel 10.21 van het Omgevingsbesluit niet samen met andere activiteiten worden aangevraagd.

 

Voor de (enkel- en meervoudige) aanvraag om omgevingsvergunning van een wateractiviteit is op grond van artikel 5.9 Omgevingswet en artikel 4.2 van het Omgevingsbesluit in beginsel het dagelijks bestuur van het waterschap het bevoegd gezag.

 

Artikel 4.3 tot en met 4.4 Omgevingsbesluit benoemen als uitzondering enkele activiteiten waarvoor het college van GS van de provincie of de minister van infrastructuur en waterstaat het bevoegd gezag is. Deze activiteiten zijn aangewezen als magneetactiviteiten. Als met een (enkelvoudige of) meervoudige aanvraag een magneetactiviteit wordt aangevraagd, is het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op deze magneetactiviteit het bevoegd gezag voor alle aangevraagde activiteiten.
In geval van samenloop van bevoegd gezag (bijvoorbeeld bij een aanvraag met meerdere magneetactiviteiten) bepalen artikel 4.4a en 4.5 van het Omgevingsbesluit welk bestuursorgaan op de aanvraag beslist.

Andere activiteiten

De hoofdregel is opgenomen in artikel 5.8 van de Omgevingswet: het college van B&W is in beginsel het bevoegd gezag voor de enkelvoudige aanvraag om omgevingsvergunning. In artikel 5.10 en 5.11 Omgevingswet is bepaald in welke gevallen het college van GS van de provincie of de minister het bevoegd gezag zijn voor de enkelvoudige aanvraag. Specifiek voor de jachtgeweeractiviteit bepaalt artikel 5.9a dat de korpschef het bevoegd gezag is.

 

Ook bij de meervoudige aanvraag geldt op grond van artikel 5.12, tweede lid Omgevingswet dat het bevoegd gezag bij het college van B&W berust. De uitzonderingen op dit uitgangspunt zijn op grond van artikel 5.12 lid 3 aangewezen in paragraaf 4.1.3 van het Omgevingsbesluit. In deze paragraaf zijn diverse magneetactiviteiten aangewezen waarvoor het college van GS of de minister bevoegd gezag zijn. Ook hier geldt dat in geval van aangevraagde magneetactiviteit het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op de magneetactiviteit het bevoegd gezag is voor alle aangevraagde activiteiten.

 

Artikel 4.14 en 4.15 van het Omgevingsbesluit bepalen welk bestuursorgaan het bevoegd gezag is in geval van:

  • een meervoudige aanvraag met uitsluitend activiteiten waarvoor het college van B&W geen bevoegd gezag is; en
  • meerdere aangevraagde magneetactiviteiten die verschillende bestuursorganen als bevoegd gezag aanwijzen.

Kort gezegd geldt in bovenstaande gevallen de regel dat het hoogst betrokken bestuursorgaan beslist. In geval van een meervoudige aanvraag met (magneet)activiteiten die het college van GS en een minister als bevoegd gezag aanwijzen, is de minister op grond van artikel 4.14 en 4.15 aangewezen als het bevoegd gezag. Wijzen de aangevraagde (magneet)activiteiten verschillende ministers aan als bevoegd gezag? Dan wordt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties als bevoegd gezag aangewezen.

Tot besluit: flexibiliteit mogelijk

Op grond van artikel 5.16 van de Omgevingswet kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om op een aanvraag om een omgevingsvergunning te beslissen de bevoegdheid aan een ander bestuursorgaan overdragen, als dat bestuursorgaan daarmee instemt. Daarmee wordt aan bestuursorganen de ruimte geboden om in overleg andere afspraken te maken, als dat in een specifieke situatie wenselijk is.

Stroomschema bevoegd gezag

Dit blog betreft een bewerkte versie van een eerder geplaatst artikel in het magazine Nysingh Nieuws | Omgevingswet | Editie 1. Heeft u interesse in het volledige magazine? Bezoek dan de themapagina over de Omgevingswet.