Vrijdag 10 februari 2023 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan over het vertrouwelijke karakter van gegevens in het interne incidentenregister.

Casus

De nabestaanden van een als gevolg van suïcide overleden cliënt hebben bij de civiele rechter gevorderd dat de zorginstelling inzage in of een afschrift van twee PRISMA-onderzoeken verstrekt. Het betrof zowel het onderzoek naar het overlijden van de zoon, als dat naar het overlijden van een andere cliënt bij dezelfde instelling. Over relevante delen van het medisch dossier en het calamiteitenonderzoek beschikten de nabestaanden al, maar zij wensten – met oog op een mogelijke aansprakelijkheidsprocedure – ook deze PRISMA-onderzoeken te verkrijgen. De zorginstelling weigerde die gegevens te verstrekken, onder verwijzing naar het belang van het vertrouwelijke karakter van de gegevens en het belang van veilig melden.

 

De juridische  grondslag voor deze vordering was artikel 843a Rv, waarmee gegevens kunnen worden gevorderd waarbij een partij een gerechtvaardigd belang heeft. Niet ter discussie staat dat een PRISMA-onderzoek valt onder het interne incidentenregister ex artikel 7 lid 2 Wkkgz. Daarmee is de centrale vraag in deze procedure hoe artikel 843a Rv zich verhoudt tot de bepalingen in de Wkkgz waarin het vertrouwelijke karakter van het interne incidentenregister is geregeld.

Welke informatie is vertrouwelijk?

Artikel 7 Wkkgz schrijft voor dat iedere zorginstelling een kwaliteitssysteem moet inrichten. Onderdeel daarvan is een intern incidentenregister. Dit systeem werkt uitsluitend wanneer de melder een incident veilig kan melden, het zogenoemde VIM-systeem (veilig incidenten melden). Zonder de bescherming van de melder, zal de meldingsbereidheid onvoldoende zijn om de kwaliteit binnen de zorginstelling effectief te kunnen bewaken.

 

Ten behoeve van de bescherming van de melder, is in artikel 9 lid 6 Wkkgz bepaald dat gegevens in het incidentele incidentenregister niet als bewijs kunnen worden gebruikt in een civielrechtelijke, strafrechtelijke, bestuursrechtelijke  en tuchtrechtelijke procedure, behoudens gegevens met betrekking tot een calamiteit of geweld in de zorgrelatie. Ook kan een disciplinaire maatregel, een bestuursrechtelijke sanctie of een bestuurlijke maatregel niet op die gegevens worden gebaseerd. Voor het strafrecht geldt de uitzondering dat de gegevens wel als bewijs mogen worden gebruikt wanneer zij redelijkerwijs niet op een andere manier kunnen worden verkregen.

 

Wel heeft de cliënt, de vertegenwoordiger en de nabestaande op grond van artikel 10 lid 3 Wkkgz recht op informatie over de aard en toedracht van een incident. Daar vallen echter geen concrete stukken onder, laat staan gegevens in het interne incidentenregister. De zorginstelling kan volstaan met een bespreking van de aard en toedracht in een gesprek met de nabestaanden.

 

Incidenten kwalificeren in bepaalde gevallen als calamiteit. Een calamiteit is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid. In geval van een calamiteit moet de zorginstelling daarvan onverwijld melding doen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), zo schrijft artikel 11 Wkkgz voor. Vervolgens dient de calamiteit te worden onderzocht. De conclusies worden opgenomen in een calamiteitenrapport. Hoewel het niet verplicht is dit rapport te delen, kiezen zorginstellingen er in de praktijk regelmatig voor om de belangrijkste conclusies uit het calamiteitenrapport te delen.

Het oordeel van de Hoge Raad

Zowel de Rechtbank Limburg als het Hof Den Bosch hebben het verzoek van de nabestaanden afgewezen, omdat artikel 9 lid 6 Wkkgz zou worden doorkruist als de zorginstelling op basis van artikel 843a Rv inzage of afschrift van de PRISMA-rapporten zou moeten geven. Ook artikel 10 lid 3 Wkkgz geeft geen grondslag voor de verstrekking van die rapporten, omdat die bepaling uitsluitend een recht op informatie over de aard en toedracht van het incident biedt. De nabestaanden gingen in cassatie.

 

In cassatie staat vooral ter discussie hoe de uitzondering in artikel 9 lid 6 Wkkgz moet worden uitgelegd. Betekent de uitzondering (behoudens gegevens met betrekking tot een calamiteit of geweld in de zorgrelatie) dat gegevens in het interne incidentenregister die betrekking hebben op een calamiteit of geweld in de zorgrelatie niet onder de bescherming van artikel 9 lid 6 Wkkgz vallen en daardoor via artikel 843a Rv kunnen worden ingezien? De Advocaat-Generaal meent dat dit wel het geval is. Volgens haar is het de uitdrukkelijke bedoeling geweest van de wetgever dat de bescherming in deze bepaling niet geldt als sprake is van een calamiteit. Om die reden heeft zij de Hoge Raad geadviseerd het arrest van het Hof te vernietigen.

 

De Hoge Raad heeft dat advies niet overgenomen en geeft een andere uitleg aan die uitzondering. Volgens de Hoge Raad is daarmee uitsluitend bedoeld dat de IGJ en de zorginstelling in haar hoedanigheid van werkgever tegen de betrokken zorgverlener maatregelen moet kunnen nemen. In dat geval kunnen gegevens uit het interne incidentenregister die betrekking hebben op een calamiteit aanleiding vormen voor nader onderzoek door de zorgaanbieder of de IGJ en kunnen de gegevens worden gebruikt voor in een procedure, zoals een ontslagprocedure vanuit de werkgever en een tuchtrechtelijke procedure vanuit de IGJ. Anderen dan de IGJ, het OM en de zorginstelling, hebben dus geen recht op inzage in de gegevens in het interne incidentenregister, waaronder PRISMA-rapporten.

Betekenis voor de praktijk

De Hoge Raad bevestigt met dit arrest het belang van een goede werking van het systeem van veilig melden ten behoeve van de bewaking van de kwaliteit van de zorg. Dat zou worden ondergraven wanneer het verzoek van de nabestaanden via artikel 843a Rv zou worden toegewezen.

 

Hoewel de uitkomst in de casus die aanleiding gaf voor deze procedure voor de nabestaanden uiteraard zeer teleurstellend zal zijn, zal dit arrest veel zorginstellingen een zekere geruststelling bieden. Informatie in het interne incidentenregister is bedoeld voor intern gebruik en dient intern te blijven. Dat geldt ook voor PRISMA-rapporten die zijn bedoeld om in openheid het incident te toetsen en daarvan te leren. Dat het incident eveneens kwalificeert als een calamiteit of geweld in de zorgrelatie moet daarbij niet van belang zijn.

 

Wel wijzen wij op het onderscheid tussen PRISMA-rapporten en calamiteitenrapporten. Deze tweede categorie maakt geen onderdeel uit van het interne incidentenregister. Daarop kan het arrest van de Hoge Raad daarom niet één op één worden toegepast. Voor die rapporten zal per geval moeten worden getoetst of sprake is van een gewichtige reden om de informatie niet te verschaffen conform artikel 843a Rv. In de praktijk bieden zorginstellingen echter al regelmatig inzage in deze rapporten of althans de conclusies daarvan, zo ook in de casus die aan dit arrest ten grondslag lag.

 

Heeft u vragen over verzoeken om inzage van cliënten, vertegenwoordigers of nabestaanden, neemt u dan contact op met de experts van de Marktgroep Zorg van Nysingh, die u hierover kunnen adviseren.