De procedures rond verzoeken tot nadeelcompensatie en vergoeding van planschade zijn met waarborgen omkleedt.

Eén van die waarborgen bestaat uit de advisering door één of meer onafhankelijke deskundigen. Dat maakt de procedure kostbaar.

 

Een logische vraag is daarom of inschakeling van een onafhankelijke commissie steeds nodig is. Uit deze uitspraak blijkt dat er ruimte is om over een verzoek om nadeelcompensatie te besluiten ook zonder advisering door een onafhankelijk deskundige.

Haags college B&W wijst nadeelcompensatie af

Een marktkoopman vraagt het Haagse college van B&W om nadeelcompensatie. Hij meent onevenredig zwaar getroffen te zijn door het besluit van het college om de markt tijdelijk te verplaatsen.
Het college meent dat het aanwijzen van een locatie voor een tijdelijke markt een normale gebeurtenis is waarmee elke marktondernemer te maken kan krijgen. De nadelige gevolgen van zo’n aanwijzing dienen daarom in beginsel voor rekening van de marktkoopman te blijven. Bovendien zijn alle marktkooplieden van de Haagse markt getroffen door de tijdelijke verplaatsing. Van een individueel belang van de verzoeker dat toekenning van nadeelcompensatie zou kunnen rechtvaardigen is volgens het college geen sprake. Het verzoek wordt daarom afgewezen. De rechtbank is het met het college eens en laat de beslissing in stand.

Geen specialistische kennis vereist, dan geen deskundige nodig.

In hoger beroep stelt de marktkoopman dat het college ten onrechte zelf, zonder daarvoor advies te vragen aan een deskundige, het verzoek heeft afgewezen. Daarmee heeft het college volgens de marktkoopman niet zorgvuldig en in strijd met artikel 3:2 Awb gehandeld.

De Afdeling is dit niet met de marktkoopman eens. Volgens de Afdeling (uitspraak 18-03-2020, ECLI:NL:RVS:2020:794) is voor dit geval geen specialistische kennis of ervaring vereist, waarover alleen een deskundige beschikt. Benoeming van een deskundige is dan ook niet nodig.

Commentaar

Er is geen rechtsregel die een bestuursorgaan verplicht om zich over een verzoek om nadeelcompensatie te laten adviseren door een onafhankelijke commissie. In een eigen verordening kan zo’n plicht wel opgenomen zijn, maar daarvan is in dit geval niet gebleken. Die verplichting is er op basis van het zorgvuldigheidsbeginsel volgens de Afdeling alleen, wanneer de beoordeling van het verzoek ‘specialistische kennis of ervaring vereist, waarover slechts een deskundige beschikt’.
In gevallen van planschade ligt dit anders: uit de artikelen 6.1.3.1 en 6.1.3.2 BRO volgt dat het college een adviseur moet aanwijzen wanneer zij over een verzoek om vergoeding van planschade moet oordelen, tenzij de aanvraag kennelijk ongegrond is.

 

De verwachting is dat gelijktijdig met de Omgevingswet ook het onderdeel nadeelcompensatie van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb 2013, 50, art. 4:126-131 Awb) in werking zal treden. Het nieuwe recht kent geen verplichting tot aanwijzing van een adviseur, ook niet in geval van planschade. Het inschakelen van een adviseur zal dan alleen nodig zijn wanneer de zorgvuldigheid dat verlangt. Naast het geval dat de gemeente zelf de deskundigheid mist om een verzoek te kunnen beoordelen, denk ik daarbij aan het geval dat de omvang van de schade getaxeerd moet worden.