Vordering tot het verrichten van stikstofonderzoek op een naburig perceel met een beroep op het ladderrecht van artikel 5:56 BW en misbruik van bevoegdheid. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter leent het ladderrecht zich niet om veldonderzoek te laten uitvoeren. Daarnaast staat het belang van verzoeker niet in verhouding tot het belang van de erfpachter van de grond.

Wnb vergunning en het (laten) verrichten van veldonderzoek

Holiday Investments B.V. (hierna: HI) wil een vakantiepark realiseren. HI heeft hiervoor onder meer de vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming (Wnb) nodig. HI verwacht dat de provincie de vergunning zal verlenen, maar vreest wel voor een schorsingsverzoek van een vereniging die het niet eens is met het beoogde vakantiepark. Vooruitlopend op dit schorsingsverzoek wenst HI stikstofinformatie te verzamelen over een nabijgelegen Natura 2000-gebied door het laten uitvoeren van veldonderzoek. HI heeft daarom de erfpachter van dit natuurgebied verzocht om een veldonderzoek op het natuurperceel te laten uitvoeren. De erfpachter (de Stichting Landschap Noord-Nederland) heeft dit verzoek afgewezen.

 

HI wil via het kort geding bewerkstelligen dat de Stichting alsnog toestaat dat in opdracht van HI een veldonderzoek wordt uitgevoerd in het natuurgebied.

Ladderrecht (artikel 5:56 BW)

Primair doet HI een beroep op artikel 5:56 BW, het ladderrecht. Dit artikel bepaalt dat, indien het voor werkzaamheden op een perceel nodig is om gebruik te maken van een naburig erf, de eigenaar van dit naburige erf (onder omstandigheden) moet toestaan dat zijn perceel hiervoor wordt gebruikt. Naburigheid in dit artikel betekent niet dat de erven aan elkaar moeten grenzen. Voldoende is dat de handelingen of situaties ten aanzien van het ene erf invloed uitoefenen op het andere. De toepassing van artikel 5:56 BW hangt verder vooral af van een afweging van de belangen van de beide eigenaren.

Niet naburig en geen werkzaamheden

In dit geval oordeelt de voorzieningenrechter dat niet aannemelijk is dat de bodemrechter de vorderingen van HI op grond van artikel 5:56 BW zal toewijzen en wijst daarom de vorderingen af. Allereerst overweegt de voorzieningenrechter dat de gronden niet naburig zijn. De erven liggen op een ruime afstand van elkaar en zijn gescheiden door een woonwijk. Daarnaast betreft het hier een verzoek van HI om gegevens te verzamelen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter valt het op deze wijze verzamelen van gegevens niet onder het begrip ‘werkzaamheden’ zoals bedoeld in artikel 5:56 BW.

Misbruik van recht (artikel 3:13 BW)

Subsidiair heeft HI betoogd dat de Stichting haar bevoegdheid misbruikt. Dit beroep van HI op artikel 3:13 BW slaagt evenmin. De voorzieningenrechter weegt het belang van het gevorderde veldonderzoek door HI af tegen het belang van de Stichting bij bescherming van de natuur. Daarbij hecht de voorzieningenrechter waarde aan het feit dat het gevorderde veldonderzoek niet dient ter onderbouwing van de reeds in behandeling genomen aanvraag tot het verkrijgen van een Wnb-vergunning. Mede daarom ziet de voorzieningenrechter niet waarom de Stichting gedwongen zou moeten worden om haar belang bij bescherming van de natuur opzij te zetten. Het beroep op misbruik van recht slaagt niet. De overwegingen van de voorzieningenrechter laten echter ruimte voor de gedachte dat het beroep op misbruik wel geslaagd zou zijn wanneer het onderzoek noodzakelijk zou zijn geweest in het kader van de aanvraag van de Wnb-vergunning.

Meer weten over grondverwerving en stikstof?

Lees de bijdrage van Carola van Andel over hoe de stikstofcrisis aanleiding kon zijn voor onteigening.

Marlotte Hiddema is mede-auteur van dit artikel. Zij was bij Nysingh werkzaam van 2020 tot 2023