De Afdeling heeft in een tweetal uitspraken van 31 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:314 en ECLI:NL:RVS:2018:321) haar Wob-jurisprudentie over een tweetal weigeringsgronden verduidelijkt. In de uitspraken maakt de Afdeling duidelijk welke informatie geweigerd kan worden wegens intern beraad (artikel 11 Wob) en eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob).

Feitelijke gegevens en persoonlijke beleidsopvattingen

In de eerste uitspraak (ECLI:NL:RVS:2018:314) staat de vraag centraal in hoeverre het bestuursorgaan (in dit geval het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, hierna: het college) gehouden is om feitelijke gegevens openbaar te maken. Het college had namelijk geweigerd enkele documenten openbaar te maken vanwege de persoonlijke beleidsopvattingen in de documenten. De documenten bevatten ook informatie van feitelijke aard, maar deze informatie is volgens het college zodanig verweven met persoonlijke beleidsopvattingen dat deze niet van elkaar kunnen worden gescheiden.

 

De Afdeling herhaalt allereerst de vaste Wob-jurisprudentie: artikel 11 Wob biedt een basis om documenten voor intern beraad die persoonlijke beleidsopvattingen bevatten te weigeren. Feitelijke gegevens zijn echter geen persoonlijke beleidsopvattingen en kunnen derhalve niet krachtens artikel 11, eerste lid, van de Wob worden geweigerd. Wel kan het zo zijn dat de feitelijke gegevens zodanig met die persoonlijke beleidsopvattingen zijn verweven dat het niet mogelijk is deze te scheiden. In dat geval kunnen ook die feitelijke gegevens met een beroep op dit artikel worden geweigerd, aldus de Afdeling.

 

Vervolgens verduidelijkt de Afdeling haar rechtspraak over het niet-openbaar maken van documenten met persoonlijke beleidsopvattingen. Een bestuursorgaan moet per zelfstandig onderdeel van een document, zoals alinea’s, nagaan of dit zelfstandig onderdeel persoonlijke beleidsopvattingen bevat en, wanneer in de opvattingen informatie van feitelijke aard is opgenomen, of de persoonlijke beleidsopvattingen zodanig met deze feitelijke gegevens zijn verweven dat deze niet zijn te scheiden. In geval van verwevenheid mag het bestuursorgaan openbaarmaking van het betrokken onderdeel van het document weigeren op grond van artikel 11 Wob.

Namen van medewerkers van het bestuursorgaan

In de tweede uitspraak (ECLI:NL:RVS:2018:321) verduidelijkt de Afdeling de rechtspraak over de weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. Op grond van deze weigeringsgrond kan het bestuursorgaan openbaarmaking van informatie weigering wegens eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. In deze zaak ging het om de vraag of voornoemde weigeringsgrond zich ook strekt ter bescherming van de namen van de medewerkers van het bestuursorgaan.

 

De Afdeling overweegt dat uit een eerdere uitspraak volgt dat namen van ambtenaren persoonsgegevens zijn en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich tegen openbaarmaking kan verzetten, waarbij van belang is dat het hier niet gaat om het opgeven van een naam aan een individuele burger die met een ambtenaar in contact treedt, maar om openbaarmaking in de zin van de Wob.

 

De Afdeling preciseert vervolgens haar jurisprudentie met de overweging dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich verzet tegen openbaarmaking van namen van medewerkers die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden, tenzij de indiener van het desbetreffende Wob-verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt.

Tot besluit

Deze uitspraken van de Afdeling verschaffen meer duidelijkheid voor de besluitvorming over Wob-verzoeken. Voor de vraag of verstrekking van feitelijke informatie achterwege kan blijven omdat de informatie verwezen is met persoonlijke beleidsopvattingen ten behoeve van intern beraad, zullen bestuursorgaan – voor zover ze dit nog niet doen – per zelfstandig onderdeel van een document moeten beoordelen of dit het geval is.

 

De namen van medewerkers van het bestuursorgaan kunnen in beginsel worden weggelakt, indien de betreffende medewerkers niet wegens hun functie in de openbaarheid treden. Hoewel de Afdeling hiermee enige verduidelijking geeft over de weigeringsgrond, kan er in het concrete geval nog wel discussie ontstaan over de vraag of een medewerker wegens zijn functie wel of niet in de openbaarheid treedt.