Op 6 juni 2023 heeft de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) raadsheer advocaat-generaal Widdershoven gevraagd een conclusie te nemen over de verschoonbaarheid van een overschrijding van bezwaar- en beroepstermijnen in vier bij het CBb aanhangige zaken. Dit volgt uit een gepubliceerd persbericht

Juridisch kader

Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat niet-ontvankelijkheidverklaring van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

 

Bij een termijnoverschrijding moet (dus) worden nagegaan of deze overschrijding verwijtbaar of verschoonbaar is. In de rechtspraak van de hoogste bestuursrechters wordt verschoonbaarheid (tot op heden) niet snel aangenomen. Een dergelijke strikte en consequente benadering dient de rechtszekerheid, bevordert de voorspelbaarheid en de consistentie van het stelsel van bestuursrechtelijke rechtsbescherming en doet recht aan het gelijkheidsbeginsel.

 

Aanleiding voor het verzoek

In de praktijk bestaat er evenwel discussie of met deze strikte benadering niet te lichtvaardig het uitgangspunt wordt gehanteerd dat elke burger over voldoende ‘doe-vermogen’ beschikt om tijdig bezwaar te maken en beroep in te stellen. Die discussie lijkt mede ingegeven door de opvatting dat het doel van het bestuurs(proces)recht is om rechtsbescherming te bieden door geschillen (materieel) te beslechten en dat ‘procederen over procederen’ zoveel mogelijk moet worden voorkomen.

 

Het voorgaande roept de vraag op of en zo ja, wanneer een ruimhartiger benadering door bestuursorganen en bestuursrechters aangewezen is. Dit heeft de president van het CBb er dan ook toe doen bewegen om raadsheer advocaat-generaal Widdershoven te vragen een conclusie te nemen over de verschoonbaarheid van een overschrijding van de bezwaar- en/of beroepstermijn.

Het verzoek

De belangrijkste vraag die in de conclusie moet worden beantwoord, is in welke (categorieën of groepen van) gevallen door het bestuursorgaan of de bestuursrechter moet worden geconcludeerd dat een overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn verschoonbaar is en welke nationale of internationale juridische normen en welke omstandigheden van feitelijke aard daarvoor bepalend zouden moeten zijn.

 

De raadsheer advocaat-generaal is verzocht om in zijn conclusie aandacht te besteden aan de vraag of het uitmaakt of bij het bestreden besluit de actuele dan wel potentiële – tegengestelde – belangen van anderen dan de indiener van het bezwaar- of beroepschrift zijn betrokken. Een eventuele verruiming van de verschoonbaarheid heeft immers rechtstreekse gevolgen voor de rechtszekerheid van die derden, alsmede voor de rechtszekerheid van het bestuursorgaan.

 

Verder is de raadsheer advocaat-generaal verzocht om stil te staan bij de vraag of het uitmaakt of een burger voorafgaand aan of tijdens de bezwaar- of beroepstermijn werd bijgestaan door een deskundige vertegenwoordiger of adviseur en in hoeverre fouten van een vertegenwoordiger of adviseur aan de indiener van het bezwaar- of beroepschrift mogen of moeten worden toegerekend.

 

Tenslotte is de raadsheer advocaat-generaal verzocht aandacht te besteden aan de vraag welke onderzoeksplicht op het bestuursorgaan rust en welke stelplicht en bewijslast op de burger.

Vervolg

De vier aanhangige zaken waarin om de conclusie is gevraagd, zullen op 13 juli 2023 ter zitting behandeld worden. De zaken worden met het oog op de rechtseenheid en de rechtsontwikkeling behandeld door een zogenoemde grote kamer. Binnen zes weken na deze zitting zal de raadsheer advocaat-generaal zijn conclusie nemen. Partijen zullen vervolgens twee weken de tijd krijgen om op de conclusie te reageren. Het CBb zal enige tijd later uitspraak doen waarbij van belang is dat van de conclusie geen bindende kracht uitgaat; deze dient (enkel) ter voorlichting van het CBb.

 

Voor nu is het (dus) nog even afwachten. Zodra de conclusie van de raadsheer advocaat-generaal bekend is, berichten wij nader.