In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam vorig jaar zijn bestuurders van een zorginstelling veroordeeld tot het terugbetalen van bedragen die zij aan de (inmiddels failliete) stichting hadden onttrokken. De rechtbank was van oordeel dat de bestuurders onvoldoende konden aantonen dat de onttrekkingen een zakelijk karakter hadden. Daarbij was het volgens de rechtbank van belang dat een zorginstelling als maatschappelijke onderneming is onderworpen aan specifieke wetgeving, onder meer in het kader van preventie en transparantie ten aanzien van haar financiële beleid.

Grote aansprakelijkheidsrisico’s?

Betekent deze uitspraak dat bestuurders van maatschappelijke ondernemingen, zoals zorginstellingen, nu extra waakzaam moeten zijn in verband met mogelijke aansprakelijkheid? Deze conclusie kan naar aanleiding van deze uitspraak gelukkig niet worden getrokken. Door de maatschappelijke positie van een zorginstelling en de daarop van toepassing zijnde regelgeving in het oordeel te betrekken, heeft de rechtbank de curator van de stichting bewijstechnisch een handje willen helpen. De curator was namelijk de eisende partij en in procedures is nu eenmaal het uitgangspunt dat de eisende partij zijn of haar vordering voldoende moet kunnen onderbouwen (“wie eist bewijst”).

 

Voor bestuurders, ook bestuurders van maatschappelijke ondernemingen, blijft gelden dat zij pas aansprakelijk kunnen worden gehouden indien hen onbehoorlijke taakuitoefening kan worden verweten en waarvan hen een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het criterium “ernstig verwijt” is een extra hoge drempel voor aansprakelijkheid. Dit betekent dat niet elke “fout” met aansprakelijkheid wordt afgestraft. De gedachte achter deze verhoogde drempel is dat bestuurders zich bij de uitvoering van hun bestuurstaken niet te defensief gaan opstellen. Dat is niet in het belang van de onderneming. Dezelfde strenge aansprakelijkheidsmaatstaf geldt overigens ook voor toezichthouders.

 

Bewust zijn van maatschappelijke belangen

Deze uitspraak bevestigt wel dat bestuurders van maatschappelijke ondernemingen, zoals zorginstellingen, zich bij hun taakvervulling bewust moeten zijn van de maatschappelijke positie van de onderneming. Overigens is dit niets nieuws onder de zon. De Governancecode Zorg bepaalt immers dat bestuurders zich bij de vervulling van hun taken op het belang van de zorgorganisatie dienen te richten vanuit het perspectief van het realiseren van de maatschappelijke doelstelling van de zorgorganisatie en de centrale positie van de cliënt daarin. Datzelfde geldt overigens ook voor toezichthouders die tot taak hebben toezicht uit te oefenen op het bestuur.

 

Overigens zie je deze tendens eveneens bij niet-maatschappelijke ondernemingen. Ook van bestuurders van niet-maatschappelijke ondernemingen wordt steeds meer verwacht dat zij oog hebben voor de maatschappelijke positie en functie van een onderneming, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid. Dit is inmiddels met zoveel woorden bepaald in de eind 2022 aangepaste Corporate Governance Code.

 

Wilt u meer weten over goed ondernemingsbestuur en toezicht daarop? Neem dan vooral contact op met Joris de Leur.