Een belangrijk onderdeel van de WBTR is de ingrijpend gewijzigde ontslagbescherming voor stichtingsbestuurders.
Inleiding
Begin vorig jaar informeerde Nysingh u in dit blog dat de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (de ‘WBTR’) in werking treedt op 1 juli 2021. Deze wet brengt de regels voor het bestuur en toezicht bij verenigingen, stichtingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen meer in lijn met de regels die gelden voor de BV en de NV. In deze blog gaan wij graag nog eens in (zie ook het blog van 8 februari 2021) op een belangrijk onderdeel van de WBTR, namelijk de ingrijpend gewijzigde ontslagbescherming voor stichtingsbestuurders. Hoe zat het ook alweer?
De stichtingsbestuurder tot 1 juli 2021
Bestuurders van rechtspersonen hebben vaak een dubbele relatie: een rechtspersoonlijke relatie en een arbeidsrechtelijke relatie. Op grond van de vaste rechtspraak van de Hoge Raad brengt een ontslag van een bestuurder van een BV of NV door – in de meeste gevallen – de algemene vergadering ook de beëindiging van de arbeidsrelatie van de betreffende bestuurder met zich. Dat is alleen anders als partijen anders overeenkomen of als er een opzegverbod bestaat. Dat betekent dus dat deze bestuurder geen volledige arbeidsrechtelijke bescherming heeft. De BV of NV behoeft de arbeidsovereenkomst niet ter ontbinding voor te leggen aan de rechter of een ontslagvergunning aan te vragen bij UWV. Door het ontslagbesluit van de algemene vergadering eindigt ook de arbeidsovereenkomst.
Veel stichtingen kennen een raad van toezicht of een raad van commissarissen (beide hierna: “commissarissen”) die statutair bevoegd is de bestuurder te benoemen en te ontslaan. Anders dan bij het hiervoor genoemde ontslag van de bestuurder van een BV of NV, en overigens ook anders dan bij de verenigingsvormen, leidde het statutaire ontslag van de stichtingsbestuurder niet tot een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Die bleef in takt totdat de rechter de arbeidsovereenkomst had ontbonden op grond van een voldragen ontslaggrond, UWV een ontslagvergunning had afgegeven en de stichting de arbeidsovereenkomst met de bestuurder had opgezegd of partijen een beëindigingsovereenkomst hadden gesloten.
Wat verandert er op 1 juli 2021?
Met de WBTR wordt een nieuw wetsartikel van kracht dat bepaalt dat, net als nu al voor de bestuurders van andere rechtspersonen geldt, de rechter geen veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst met de ontslagen bestuurder kan uitspreken. De gedachte hierachter is dat op deze wijze recht wordt gedaan aan het belang van de stichting om bestuurd te worden door personen, die het vertrouwen genieten van het orgaan dat voor de samenstelling van het bestuur verantwoordelijk is. Valt dat vertrouwen weg, dan moet het mogelijk zijn zowel statutair als arbeidsrechtelijk ontslag te verlenen.
Deze regel, namelijk dat er geen veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst kan plaatsvinden, geldt vanaf 1 juli 2021 ook voor de commissarissen. Die bepaling heeft ons wel verbaasd. Tussen een toezichthouder en de rechtspersoon kan immers geen arbeidsovereenkomst bestaan aangezien een gezagsverhouding ontbreekt. Zij moeten op onafhankelijke wijze toezicht houden. De contractuele relatie tussen de toezichthouder en de rechtspersoon wordt daarom aangemerkt als een overeenkomst van opdracht.
Voor wat betreft de huidige ontslagregeling van commissarissen van NV’s en BV’s wordt aangenomen dat in geval van ontslag de commissaris ophoudt commissaris van de vennootschap te zijn, er hiermee een einde komt aan de opdrachtverhouding tussen hem en de vennootschap en dat de rechter deze opdrachtverhouding niet op de een of andere wijze kan herstellen of doen voortduren. Hoewel de wetgever dat misschien wat ongelukkig heeft geformuleerd zal dat per 1 juli a.s. dus ook gaan gelden voor toezichthouders van stichtingen.
Concreet
Met de inwerkingtreding van de WBTR verliezen stichtingsbestuurders vanaf 1 juli 2021 hun preventieve ontslagbescherming. De commissarissen kunnen de arbeidsovereenkomst dan zonder tussenkomst van de rechter of UWV beëindigen. De stichtingsbestuurder kan geen herstel van de arbeidsrelatie bij de rechter vorderen.
De stichtingsbestuurder heeft, net zoals bestuurders van andere rechtspersonen, (alleen) nog de mogelijkheid het ontslagbesluit door de rechter te laten vernietigen. Dat kan aan de orde zijn indien het besluit niet voldoet aan de statutaire en/of wettelijke (procedurele) vereisten. Daarnaast kan de rechter, op verzoek van de bestuurder, achteraf het ontslagbesluit arbeidsrechtelijk toetsen. Die toets zal er vooral op neerkomen te onderzoeken of er een redelijke grond was voor ontslag. Ontbreekt een redelijke grond, dan zal hij de bestuurder een billijke vergoeding toekennen. In plaats daarvan kan de rechter een aanvullende vergoeding toekennen, dus bovenop de transitievergoeding, indien de bestuurder wordt ontslagen op de zogenaamde cumulatiegrond. Het gaat dan om een combinatie van ontslaggronden, die ieder op zichzelf onvoldoende voldragen zijn, maar samen wel voldoende zijn om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. De aanvullende vergoeding bedraagt maximaal de helft van de verschuldigde transitievergoeding. Alleen indien het ontslag van de bestuurder is veroorzaakt door ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de vennootschap is, naast de transitievergoeding en aanvullende vergoeding, de additionele billijke vergoeding verschuldigd.
Voor de commissarissen van stichtingen wordt het er niet eenvoudiger op. Er zal veel gewicht worden gehecht aan de vraag of het statutaire ontslag conform de regels die daarvoor gelden tot stand is gekomen. Hoewel de stichtingsbestuurder geen raadgevende stem heeft in de vergadering van de commissarissen zal het naar onze verwachting wel vereist zijn dat de stichtingsbestuurder, in ieder geval arbeidsrechtelijk, over het voorgenomen ontslag wordt gehoord. Daarbij zal hij zowel het belang van de stichting in ogenschouw moeten nemen, als ook zijn positie als werknemer.
De stichtingsbestuurder dient er in het vervolg op bedacht te zijn dat hij door een besluit van de toezichthouders hem als bestuurder te ontslaan, in beginsel ook direct zijn arbeidsovereenkomst zal verliezen. De financiële gevolgen zijn afhankelijk van tal van regels, zoals dat geldt voor iedere ontslagen bestuurder: zijn de statutaire regels gevolgd, bestaat er een voldragen grond voor ontslag en wat is de invloed van, indien van toepassing, de WNT en de Wft.
Hebt u vragen over uw rechtspositie als bestuurder van een stichting of wenst u begeleiding als lid van de Raad van Toezicht? Wij helpen u graag verder.
Lees ook het blog Toezicht niet meer tandeloos van Carla Nijhuis.