De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 mei 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1218) duidelijk gemaakt wat er moet worden verstaan onder het begrip gebruiken in artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Wat was er aan de hand?

Vergunninghouder heeft een omgevingsvergunning gevraagd voor het intern verbouwen van de voormalige praktijkruimte bij een woning tot een ruimte voor kamerverhuur en voor het als zodanig in gebruik nemen van die ruimte. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (hierna: het college) heeft vervolgens een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

 

Bij de verlening van de vergunning heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag in strijd is met de bouwregels van het vigerende bestemmingsplan. Om die reden is de vergunning verleend met toepassing van artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor.

 

In beroep heeft de rechtbank overwogen dat ‘gebruiken’ in de zin van artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor, mede gelet op de Nota van Toelichting bij het Bor (Stb. 2014, 333, p.54), restrictief moet worden uitgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit onderdeel zo worden gelezen dat het alleen ziet op ‘gebruiken’ in enge zin. Volgens de rechtbank heeft het college om die reden artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor ten onrechte toegepast op een afwijking van het bestemmingsplan in de zin van bouwen.

 

Het college betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte het begrip ‘gebruiken’ restrictief heeft uitgelegd. Volgens het college valt onder dat begrip ook het bouwen in strijd met het bestemmingsplan.

 

De Afdeling overweegt dat voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan een omgevingsvergunning kan worden verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo. In de uitspraak van 26 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BU1640) heeft de Afdeling overwogen dat het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan als bedoeld in dat artikel, in ruime zin moet worden uitgelegd. Dat wil zeggen dat het begrip gebruiken als daar bedoeld, niet alleen betrekking heeft op het gebruik van gronden of bouwwerken, maar ook op het bouwen en slopen van bouwwerken in strijd met planologische regelgeving, in het bijzonder het bestemmingsplan.

 

Gelet op de wettelijke systematiek, waarin artikel 4 van bijlage II van het Bor nader bepaalt wanneer het verlenen van vergunningen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo mogelijk is, is de Afdeling van oordeel dat het begrip gebruiken in artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor op dezelfde manier moet worden uitgelegd als het begrip gebruiken in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo. Dit betekent dat het begrip gebruiken in artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor niet alleen betrekking heeft op het gebruik van bouwwerken, maar ook op het bouwen in strijd met het bestemmingsplan. Dit laat volgens de Afdeling onverlet dat ook bij bouwen in strijd met het bestemmingsplan moet worden voldaan aan de voorwaarden die in artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor worden gesteld, waaronder de voorwaarde dat de bouwactiviteiten de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet mogen vergroten.

 

Het oordeel van de Afdeling betekent dat het college, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, bevoegd was om de omgevingsvergunning met toepassing van artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor te verlenen.

 

Wat betekent dit voor de praktijk?

Met deze uitspraak heeft de Afdeling duidelijk gemaakt dat het begrip gebruiken in artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor op dezelfde manier moet worden uitgelegd als het begrip gebruiken in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo. En dat betekent dat het begrip gebruiken in artikel 4, aanhef en onderdeel 9 van bijlage II van het Bor (dus) niet alleen betrekking heeft op het gebruik van bouwwerken, maar ook op het bouwen in strijd met het bestemmingsplan.