In deze uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 mei 2020 draait het om een bijtgrage hond (een zogeheten ‘Barbado de Terceira’) die meerdere ‘incidenten’ veroorzaakt in de gemeente Den Haag.

Na de eerste vier bijtincidenten besluit de burgemeester van Den Haag in juni 2016 een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen. Dit is echter zonder resultaat: de betreffende hond veroorzaakt daarna nog nieuwe incidenten door twee personen te bijten. Hierop besluit de burgemeester op 29 oktober 2019 bestuursdwang toe te passen en de hond permanent in beslag te nemen. Daarbij beveelt de burgemeester eveneens dat de hond een gedragstest moet ondergaan.

Permanente inbeslagname hond?

Op basis van, onder meer, de uitkomst van deze gedragstest besluit de burgemeester dat de hond niet meer kan worden teruggegeven aan zijn eigenaren. Op 1 maart 2019 beveelt de burgemeester daarom op grond artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet tot blijvende inbeslagname van de hond. Dit artikel kent aan de burgemeester de bevoegdheid toe om de bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde (de zogenaamde ‘lichte bevelsbevoegdheid’).

 

Volgens de burgemeester bestaat er bij de terugkeer van de betreffende hond bij de huidige eigenaren, ernstige vrees voor (verdere) verstoring van de openbare orde. Daarom wil de burgemeester de hond overdragen aan een andere eigenaar. Als dat niet mogelijk blijkt, wil de burgemeester de hond euthanaseren. De vraagt die voorligt bij de Afdeling is of de lichte bevelsbevoegdheid van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet wel als grondslag kan dienen voor dit besluit.

Oordeel Afdeling

De Afdeling stelt allereerst vast dat het besluit van de burgemeester tot inbeslagname van de hond uit twee onderdelen bestaat, namelijk (1) de inbeslagname en (2) het feit dat die inbeslagname blijvend is.

 

Ten aanzien van onderdeel (1) oordeelt de Afdeling – in lijn met de rechtbank – dat de burgemeester niet met minder ingrijpende maatregelen dan inbeslagname kon volstaan en het bevel op grond van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet niet in strijd is met het proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste.

 

Ten aanzien van onderdeel (2) oordeelt de Afdeling – in lijn met haar eerdere jurisprudentie hierover – dat de lichte bevelsbevoegdheid van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet niet zover gaat dat de burgemeester de eigendom van de betreffende hond kan ontnemen door de hond over te dragen aan een nieuwe eigenaar of, in het uiterste geval, te euthanaseren.

En nu?

Uit de uitspraak volgt dat de burgemeester in zijn hogerberoepschrift heeft aangegeven dat indien zijn hoger beroep niet slaagt, hij de betreffende hond na de uitspraak zal laten terugkeren naar de eigenaren. Gelijktijdig met de teruggave zal de burgemeester een nieuw aanlijn- en muilkorfgebod opleggen.

 

Opvallend is dat de Afdeling in haar uitspraak de eigenaren van de hond er expliciet op wijst dat als dit gebod wordt overtreden, de burgemeester wederom (spoedeisende) bestuursdwang kan toepassen ter voorkoming van herhaling van overtreding van het aanlijn- en muilkorfgebod. Dit betekent dat de burgemeester de betreffende hond mogelijk opnieuw in beslag kan nemen.

 

De burgemeester kan vervolgens (wederom) besluiten dat de hond dient te worden overgedragen aan een andere eigenaar of in het uiterste geval, te euthanaseren. Een beslissing daarover kan volgens de Afdeling door de eigenaren van de hond bij de civiele rechter worden aangevochten, nu dergelijke beslissingen van de burgemeester zijn aan te merken als privaatrechtelijk dan wel feitelijk handelen. Daarmee is geen sprake van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb waarover bij de bestuursrechter geprocedeerd kan worden.

Conclusie

Deze uitspraak is in lijn met de eerdere jurisprudentie van de Afdeling dat de lichte bevelsbevoegdheid van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet niet zover gaat dat de burgemeester  de eigendom van de betreffende hond kan ontnemen om haar over te dragen aan een nieuwe eigenaar of, in het uiterste geval, te euthanaseren.

 

De Afdeling wijst erop dat indien een hond permanent in beslag wordt genomen, daarover geprocedeerd moet worden bij de civiele rechter. Hierover oordeelde de Afdeling voor het eerst in haar uitspraak van 19 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:514). Gezien de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2020 lijkt de Afdeling hiermee een nieuwe vaste lijn te hanteren.