Artikel 8:69a van de Awb verbiedt de bestuursrechter om – ondanks een rechtmatigheidsgebrek – tot vernietiging van een besluit over te gaan als de geschonden rechtsnorm evident niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die de norm inroept.

In deze uitspraak (ABRvS 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1481) geeft de Afdeling een richtlijn ten aanzien van het beschermingsbereik van de Wet natuurbescherming (‘Wnb’). De uitspraak is voor de rechtspraktijk van groot belang, omdat – met name sinds de zogenoemde PAS-uitspraken van 29 mei 2019 (lees ook het blog van 13 juni 2019) – steeds vaker geprocedeerd wordt over besluiten die (mede) zijn gebaseerd op de Wet natuurbescherming.

Beschermingsbereik Wnb

De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van projecten en andere handelingen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412 volgt, dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen.

Richtlijn beschermingsbereik

In iedere zaak speelt de vraag, wanneer de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van de leefomgeving, verweven zijn met het algemeen belang dat de Wnb beoogt te beschermen.
Met deze uitspraak beoogt de Afdeling een richtlijn te geven voor de beoordeling van die vraag.
De Afdeling overweegt dat rekening moet worden gehouden:

  • met de situering van de woning van de betrokkene, al dan niet tussen overige bebouwing,
  • met de afstand tussen de woning van betrokkene en het natuurgebied,
  • met hetgeen aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied en
  • met het al dan niet bestaande, geheel of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied.

Daaraan voegt de Afdeling toe dat als het Natura 2000-gebied deel uitmaakt van de directe woonomgeving van betrokkene, er in beginsel sprake is van verwevenheid. In dat geval kan het relativiteitsvereiste niet aan de betrokkenen worden tegengeworpen.

Toepassing richtlijn op casus

In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat aan appellant geen beroep toekwam op de Wnb, omdat het betreffende Natura 2000-gebied geen deel uitmaakte van de directe woonomgeving van appellant. De bepalingen uit de Wnb over gebiedsbescherming, strekten daarom niet tot bescherming van de belangen van appellant.

Daarbij achtte de Afdeling het volgende van belang:

  1. Op 250 meter afstand van de woning van appellant stroomt de rivier De Dommel. Deze rivier loopt uit in het natuurgebied ‘De Malpie’ waarop de hoger beroepsgrond van appellant betrekking heeft.
  2. De woning van appellant ligt op een afstand van ruim 350 meter van dit natuurgebied.
  3. Tussen die woning en het natuurgebied ‘De Malpie’ liggen de percelen Molenstraat 204, [locatie 1] en 209 met daarop aangebrachte bebouwing, een weiland en het perceel Molenstraat 211, waarop een watermolen staat met een horecagelegenheid.

Als gevolg van dit oordeel, kwam de Afdeling niet aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgrond toe die zag op de Wnb.

Conclusie

Met deze uitspraak wordt een richtlijn gegeven voor de beoordeling van de vraag wanneer de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van de leefomgeving verweven zijn met het algemeen belang dat de Wnb beoogt te beschermen. Indien sprake is van verwevenheid, dan kan aan de appellant het relativiteitsvereiste niet worden tegengeworpen en dient de bestuursrechter een beroepsgrond over de gebiedsbescherming van de Wnb inhoudelijk te beoordelen.