Door opdrachtgevers gewenste toevoegingen of veranderingen in het met een aannemer overeengekomen werk, oftewel meerwerk, hebben vaak gevolgen voor de prijs.

Een aannemer heeft op grond van artikel 7:755 van het Burgerlijk Wetboek (“BW”) in beginsel recht op een verhoging van de prijs, indien en voor zover hij tijdig wijst op de noodzaak van de uit het gewenste meerwerk voortvloeiende prijsverhoging. Dit is slechts anders indien een opdrachtgever de noodzaak tot het verhogen van de prijs uit zichzelf had moeten begrijpen: de “tenzij-bepaling”. De Hoge Raad heeft in haar arrest van 1 juli 2022 duidelijkheid gegeven over de toepassing van deze tenzij-bepaling.

De casus

Opdrachtgever had aannemer de opdracht verstrekt een aantal raatliggers (stalen hoofdliggers) te vervaardigen. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 9.000,- excl. btw. Na ontvangst van informatie over de raatliggers, heeft de aannemer aan opdrachtgever gevraagd of er ook verdere bewerkingen aan de raatliggers gedaan moesten worden. De aannemer wees er in hetzelfde bericht op dat er op dat moment enkel een opdracht lag voor het produceren van de liggers. Opdrachtgever heeft hierop bevestigend gereageerd en vervolgens de detaillering van de raatliggers verstrekt. Na enige tijd zijn de raatliggers geleverd en heeft de aannemer een tweetal facturen aan de opdrachtgever gezonden. Eén factuur (€ 9.000,- excl. btw) voor de in de offerte opgenomen werkzaamheden en één factuur (€ 42.564,36 incl. btw) voor de aanvullende werkzaamheden. De eerste factuur is zonder protest betaald. Met (de hoogte van) de tweede factuur was de opdrachtgever het oneens; deze is dan ook onbetaald gelaten.

Het procesverloop

In zowel eerste aanleg alsook bij het hof is de opdrachtgever veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag voor de aanvullende werkzaamheden. In de gegeven omstandigheden had de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf moeten begrijpen, e.e.a. als bedoeld in artikel 7:755 BW, zo werd overwogen. De opdrachtgever had de noodzaak bovendien ook begrepen: in een e-mail aan de aannemer had hij immers aangegeven ‘te snappen dat de aannemer het werk niet had kunnen maken voor een bedrag van € 9.000,-.’

 

In cassatie stelt opdrachtgever dat het hof heeft miskend dat voor de toepassing van de tenzij-bepaling in artikel 7:755 BW voldoende is dat de opdrachtgever de noodzaak van een prijsverhoging uit zichzelf had moeten begrijpen. Vereist is volgens de opdrachtgever dat hij tevens (een reëel) inzicht heeft in de omvang van de prijsverhoging dan wel de (concreet) te verwachten meerkosten.

 

De Hoge Raad gaat niet mee in het betoog van de opdrachtgever en overweegt dat noch uit de tekst van artikel 7:755 BW, noch uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij de toepassing van de tenzij-bepaling van belang is dat de opdrachtgever ook inzicht moet hebben in de omvang van de prijsverhoging/meerkosten. Als een opdrachtgever tijdig door een aannemer is gewezen op de noodzaak van een prijsverhoging of indien hij die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen, dan ligt het vervolgens op de weg van de opdrachtgever om informatie in te winnen bij de aannemer omtrent de omvang van de prijsverhoging, aldus de Hoge Raad. Aansluitend kan de opdrachtgever beslissen of hij de gewenste toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk dan wel of niet wil opdragen.

 

Tot slot overweegt de Hoge Raad ten aanzien van de omvang van de prijsverhoging van het meerwerk dat – indien geen bedrag voor de verhoging is bepaald of daarvoor slechts een richtprijs is gegeven – een redelijke prijs verschuldigd is, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:752 BW.

Conclusie

Dit arrest lijkt meer bewegingsruimte te bieden aan aannemers voor wat betreft meerwerkaanspraken vanwege door een opdrachtgever gewenste veranderingen of toevoegingen. Of en in hoeverre hiermee wordt beantwoord aan de beschermende ratio van artikel 7:755 BW, kan worden afgevraagd. Ter voorkoming van onverwacht hoge(re) meerkosten, doen opdrachtgevers er in ieder geval goed aan bij een verzoek om een verandering of toevoeging in het overeengekomen werk te informeren naar welke prijsverhoging hiermee gemoeid is. Voor aannemers blijft het raadzaam tijdig te wijzen op de noodzaak van de prijsverhoging in dergelijke gevallen en zoveel als mogelijk afspraken te maken over de meerprijs.

 

Dit artikel is geschreven door Kim Schrijver (student-stagiaire) en Özlem Demirkol. Vragen over het bovenstaande of andere bouw- en vastgoed gerelateerde onderwerpen? Neem gerust contact op met één van onze vastgoedspecialisten.