Op grond van artikel 382 Rv kan een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, onder meer worden herroepen in het geval er sprake is van bedrog.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zich in haar arrest van 13 september 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:7873) over een dergelijk geval uitgesproken.

Casus

Onderhavig geval ziet op X die in een achterop aanrijding terecht is gekomen, waarbij het snelheidsverschil tussen de betrokken voertuigen (Delta V genoemd) 3,4 tot 7 km/u heeft bedragen. Als gevolg van de aanrijding stelt X ernstige klachten te hebben overgehouden. In 2013 hebben de ouders van X, als wettelijk vertegenwoordigers, een procedure bij de rechtbank gestart tegen de WAM-verzekeraar, ASR. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat de klachten in causaal verband staan met het ongeval en dat ASR de geleden schade dient te vergoeden. ASR is vervolgens tegen dit vonnis in beroep gegaan.

 

In 2018 heeft de hoger beroepsprocedure gediend. Het hof heeft in eerste instantie een viertal deskundigen benoemd. De deskundigen hebben onder meer gerapporteerd dat X nauwelijks in staat bleek om zelfstandig activiteiten te verrichten. Op basis van deze bevindingen heeft het hof geoordeeld dat voldoende aannemelijk is geworden dat het causaal verband tussen de klachten en het ongeval bestaat.

 

Aangezien X op dat moment echter nog niet in een eindtoestand verkeerde, en van haar derhalve diverse inspanningen mochten worden verwacht in het kader van haar herstel, heeft het hof een beperkte verklaring voor recht gegeven waarin het causaal verband tot eind 2022 werd aangenomen. Een beslissing over het causaal verband vanaf 2023 werd daarbij overgelaten aan de rechter in de schadestaatprocedure.

Indicaties van bedrog

Op een gegeven moment is ASR te weten gekomen dat X sinds enige jaren een auto op haar naam had staan, waarmee ook daadwerkelijk een aanzienlijk aantal kilometers per jaar werden gereden. Op grond hiervan heeft ASR een observatieonderzoek gestart wegens een vermoeden van bedrog. X had immers aan de deskundigen verklaard dat zij niet in staat was om zelfstandig auto te rijden. Het observatieonderzoek heeft dit vermoeden van ASR bevestigd. Hieruit bleek immers dat X in staat was om diverse activiteiten te verrichten, zoals het zelfstandig rijden in haar auto, waarvan zij aan de deskundigen had verklaard dat zij hiertoe niet in staat was.

Herroepingsprocedure

Op grond van de bevindingen uit het observatieonderzoek, heeft ASR besloten een herroepingsprocedure bij het hof te starten. Zij was immers van oordeel dat er sprake was van bedrog zijdens X.

 

In de herroepingsprocedure heeft X allereerst aangevoerd dat ASR niet-ontvankelijk diende te worden verklaard in haar vordering tot herroeping. Op grond van artikel 383 lid 1 Rv moet de dagvaarding tot herroeping namelijk worden uitgebracht binnen drie maanden nadat de grond hiervoor is ontstaan. Volgens X was deze grond voor ASR gelegen in het feit dat zij ontdekte dat X een rijbewijs in haar bezit had. Aangezien deze ontdekking meer dan drie maanden voor het uitbrengen van de dagvaarding heeft plaatsgevonden, heeft ASR volgens X haar dagvaarding te laat aangebracht. Het hof gaat hier echter niet in mee. Volgens het hof was de kennis van het rijbewijs voor ASR niet doorslaggevend voor het vaststellen van het bedrog. ASR werd pas daadwerkelijk bekend met het bedrog na ontvangst van de eerste bevindingen uit het observatieonderzoek. De dagvaarding is derhalve door ASR tijdig aangebracht.

 

X heeft vervolgens aangevoerd dat zowel het bureauonderzoek als het persoonlijk onderzoek onrechtmatig waren. Ook hier gaat het hof aan voorbij. ASR had volgens het hof gegronde redenen om beide onderzoeken uit te voeren.

 

Het hof zet vervolgens uiteen wanneer sprake is van bedrog in de zin van artikel 382 RV. Dit is het geval wanneer een partij door een oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de tegenpartij gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden. Volgens het hof is dat het geval wanneer door de proceshouding van deze partij de rechter en de wederpartij een onwaarachtig feitencomplex krijgen voorgespiegeld waardoor het materiƫle recht een verkeerde uitwerking krijgt.

 

Zij komt tot het oordeel dat dit in onderhavige casus het geval is. Door en namens X is namelijk consequent een onwaarachtig beeld van haar klachten geschetst, waarmee zij de deskundigen, ASR en het hof heeft misleid.

Conclusie

Het hof komt tot de conclusie dat de door ASR aangevoerde gronden voor herroeping slagen. Zij heropent op grond van artikel 387 Rv de procedure. Het hof doet daarbij de suggestie om een nieuw onderzoek naar de klachten en beperkingen van X en het causaal verband met het ongeval door (dezelfde) deskundigen te laten verrichten. Zij stelt partijen daarbij in de gelegenheid om zich hierover uit te laten. Wordt vervolgd.