De norm voor BIG-geregistreerden om zich als redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar te gedragen, is niet beperkt tot binnen de muren van de zorginstelling of het ziekenhuis en evenmin tot de behandelrelatie met een patiënt of cliënt. In de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (“RTG”) te Zwolle van 3 november 2023 is bevestigd dat deze norm ook kan strekken tot professionele uitlatingen in de media over personen waarmee geen behandelrelatie bestaat of heeft bestaan. In casu ging het om een door een GZ-psycholoog gedane duiding van het gedrag van klaagster, zoals door een journalist aan hem werd voorgehouden.

Waar ging de zaak over?
De casus die centraal staat in de uitspraak van het RTG Zwolle, is al volgt. Verweerder, een GZ-psycholoog, werd benaderd door een journalist in het kader van een podcast die ging over klaagster, een vrouw met mediabekendheid. In de podcast stond haar gedrag centraal en aan de GZ-psycholoog werd gevraagd om de gedragingen die aan klaagster werden toegeschreven, te duiden. De GZ-psycholoog liet aan de hand van het geschetste gedrag weten dat hij dacht aan narcisme en klaagster kenmerken vertoonde die passen bij een psychopaat. Er werd voorts gesproken van een verslaving en lustgedreven gedrag. Eén keer werd door de GZ-psycholoog opgemerkt dat een psycholoog nooit een diagnose mag uitspreken als hij/zij de persoon in kwestie nooit zelf heeft gesproken, maar dat weerhield hem niet van het doen van voormelde uitlatingen.

 

Hoofdzakelijk verweet klaagster de GZ-psycholoog dat hij zich niet als redelijk bekwaam beroepsuitoefenaar heeft gedragen door te stellen dat klaagster lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en haar te kwalificeren als ‘psychopaat’, zonder het verrichten van enig klinisch onderzoek én dat hij publiekelijk een beschouwing heeft gegeven op basis van door een derde verstrekte en niet door hem geverifieerde informatie. Deze in de media gedane uitlatingen zijn voor haar zeer schadelijk.

 

Volgens de GZ-psycholoog was het voor de luisteraar van de podcast voldoende duidelijk dat hij geen behandelrelatie met klaagster had en dat hij zich baseerde op aan hem aangereikte informatie. Hij stelde dat hij geen diagnostische uitspraken heeft gedaan en dat hij steeds indirect naar klaagster refereerde.

 

Wat vond het tuchtcollege?
Dat het hier niet ging om een behandelrelatie is duidelijk. Echter, de tweede tuchtnorm van artikel 47 lid 1 onder b Wet BIG is van toepassing volgens het RTG. Of de GZ-psycholoog, gelet op de tweede tuchtnorm, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, wordt beoordeeld aan de hand van de Beroepscode van het Nederlands Instituut van Psychologen (“NIP”). Daarin is in artikel 24 bepaald: “Wanneer psychologen professionele uitspraken doen in de media over personen, al dan niet met hun toestemming, betrachten zij daarbij terughoudendheid. Zij geven zich rekenschap van hun verantwoordelijkheid om schade te voorkomen”.

 

Het RTG oordeelt dat de bijdrage van de GZ-psycholoog in de podcast niet anders kan worden gezien dan als een professionele duiding van het gedrag van klaagster. Er zijn niet mis te verstane bewoordingen zoals ‘narcisme’, ‘psychopaat’ en ‘lustgedrevenheid’ gebruikt. Van enige terughoudendheid – zoals de Beroepscode vereist – is geen sprake geweest. Het RTG meent dat de GZ-psycholoog miskent dat door zijn hoedanigheid als GZ-psycholoog, er aan zijn duidingen extra gewicht wordt toegekend door de luisteraars van de podcast. Evenmin heeft de GZ-psycholoog aandacht gehad voor de schadelijke effecten die zijn uitspraken kunnen hebben voor klaagster. Zijn verweer dat klaagster een publiekelijk bekend persoon is, maakt dit volgens het RTG niet anders. Integendeel: juist dan is het lastig om verweer te voeren tegen publiekelijke aantijgingen van professionals. De GZ-psycholoog had zich dan ook moeten weerhouden van het doen van dergelijke (schadelijke) uitspraken en spreekt van een zorgwekkend gebrek aan enig reflectie op zijn optreden.

 

Het RTG woog in het kader van de maatregel ook mee dat dit niet de eerste tuchtrechtelijke veroordeling van de GZ-psycholoog was, maar de derde. De eerdere procedures gingen ook over het overtreden van de beroepsnorm en in beide gevallen kreeg de GZ-psycholoog een berisping. Het betreft nu opnieuw een evidente en forse overtreding, die de GZ-psycholoog zwaar wordt aangerekend. De GZ-psycholoog overtreedt immers herhaaldelijk de beroepsnorm, waarbij hij zich niet lijkt te beseffen dat deze normen patiënten en derden dienen te beschermen.

De andere omstandigheid die het RTG meewoog is dat de GZ-psycholoog een commercieel doel voor ogen had bij de medewerking aan de podcast, namelijk het vergroten van zijn naamsbekendheid en het verkopen van zijn boek. De door de GZ-psycholoog op zitting gedane excuses ziet het RTG overigens ook als strategisch, in plaats van dat deze zijn gedaan vanuit ethische overwegingen. Dit wordt volgens het RTG bevestigd door de opmerking dat de GZ-psycholoog andere mediaoptredens laat afhangen van de uitspraak van het RTG.

 

Dit alles maakt dat het RTG overging tot een meer verdergaande maatregel, namelijk drie maanden schorsing, onder de voorwaarde dat de GZ-psycholoog zich gedurende twee jaar niet opnieuw schuldig maakt aan een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging.

 

Gevolgen voor de praktijk
Hoewel er – naar ons bekend – nog niet eerder een tuchtrechtuitspraak is verschenen over uitlatingen in podcasts, staat deze uitspraak niet op zichzelf. In november 2022 verscheen al een tuchtrechtuitspraak over uitlatingen van een huisarts in de sociale media over Covid-19, ten aanzien waarvan het RTG Eindhoven oordeelde dat hij met deze – wetenschappelijk ongefundeerde en ongenuanceerde – uitlatingen onder een groot lekenpubliek, buiten de grenzen is getreden van wat van een redelijk handelend beroepsgenoot verwacht mag worden. Met het doen van deze uitlatingen had de huisarts schade toegebracht aan het vertrouwen in de gezondheidszorg in het algemeen en in zijn beroepsgroep in het bijzonder. Daarmee heeft de huisarts bijgedragen aan gevoelens van onzekerheid en onrust, hetgeen hem tuchtrechtelijk kon worden verweten. In september van dit jaar heeft het RTG Amsterdam ook een vergelijkbare uitspraak gedaan. In die uitspraak werd een psychiater op de vingers getikt nadat hij in een krantenartikel respectloze en onzorgvuldige uitspraken had gedaan over een Pro Justitia-rapport dat door klagers in die procedure was opgesteld. Ook hier oordeelde het RTG dat gezien de kennis van de psychiater van hem mag worden verwacht dat hij zijn woorden goed weegt en terughoudend is met het doen van dergelijke uitspraken in de publieke media.

 

Gelet op de toenemende populariteit van podcasts en andere social media-platformen, vraagt dit mijns inziens om alertheid. Mijn advies aan hulpverleners is om zich te onthouden van het doen van (professionele) uitlatingen in de media, althans voor zover het gaat om informatie die tot een persoon te herleiden is. Realiseer je dat het daarbij niet alleen gaat om uitlatingen over (oud-) cliënten en patiënten ten aanzien waarvan het medisch beroepsgeheim geldt, maar ook om professionele uitlatingen over derden. De (tweede) tuchtnorm strekt immers ook tot ‘enig ander handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’. Algemene uitlatingen die niet op een persoon zijn toegesneden, zijn wel toegestaan.

 

Heeft u vragen in het kader van het tuchtrecht of zelf te maken met een tuchtklacht, neemt u dan contact op met de experts van de Marktgroep Zorg van Nysingh.