In deze blog sta ik kort stil bij de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (“CTG”) van 18 oktober 2023. In deze uitspraak heeft het CTG de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege (“RTG”) te Zwolle van 27 januari 2023 vernietigd, aangezien het RTG de klacht van klaagster over haar voormalig psychiater in die procedure ten onrechte had uitgebreid en vervolgens gegrond heeft verklaard. Het CTG floot het RTG Zwolle terug, omdat hiermee de reikwijdte van de ingediende klachten ten onrechte werd vergroot, met nadelige gevolgen voor de psychiater.
De casus
Klaagster in de procedure was een voormalig patiënt van de psychiater waartegen zij haar klachten richtte. Klaagster formuleerde in haar klaagschrift (dat zij indiende bij het RTG Zwolle) vijf klachtonderdelen. Eén van die klachten (klacht 3) betrof de klacht dat de psychiater nalatig is geweest in de behandeling, omdat er alleen een intake en één gesprek had plaatsgevonden en er één recept voor medicatie was afgegeven. Met klacht 4 klaagde klaagster dat de psychiater haar ‘niet meer te woord wilde staan’.
Het RTG Zwolle beoordeelde klachtonderdelen 3 en 4 tezamen. Ten aanzien van het niet meer te woord willen staan oordeelde het RTG Zwolle dat klaagster veelvuldig mailde en belde, ook naar het mobiele telefoonnummer van de psychiater. Zij stuurde ook berichten met een dreigende toon. Dat de psychiater de contacten beperkte, viel haar op zich niet te verwijten volgens het RTG, mede omdat de contacten via e-mail wel doorliepen. Het RTG Zwolle las in klachtonderdelen 3 en 4 echter mede de onvrede van klaagster over de (wijze van) beëindiging van de behandelrelatie en oordeelde dat het op de weg van de psychiater had gelegen om de zorg niet ineens af te breken en zij klaagster bovendien had behoren te helpen bij het vinden van passende vervolgzorg. Actie daarin was uitgebleven, terwijl de psychiater daartoe volgens het RTG wel pogingen had moeten ondernemen. Het RTG Zwolle haalt daarbij ook de KNMG-richtlijn ‘Niet-aangaan of beëindiging van de van de geneeskundige behandelingsovereenkomst’ aan, waarin zorgvuldigheidseisen zijn geformuleerd als een behandelrelatie wordt beëindigd. Het RTG oordeelde dat de psychiater tekort is geschoten in de begeleiding naar passende zorg elders, het zorgen voor continuïteit van de zorg en de communicatie daarover met klaagster. De klacht werd door het RTG Zwolle daarom in zoverre gegrond verklaard, reden waarom de psychiater een waarschuwing kreeg.
De psychiater was het niet eens met dit oordeel en ging in beroep bij het CTG. Hij stelde dat het RTG de klacht van klaagster ten onrechte had uitgebreid en zodoende de klacht gegrond heeft verklaard. Het CTG is het daarmee eens en kan uit het klaagschrift (ook) geen klacht over de (wijze van) beëindiging van de behandelrelatie herleiden. Als gevolg daarvan wordt de uitspraak van het RTG vernietigd. Het RTG kón de klacht ‘in zoverre’ dus niet gegrond verklaren, want over het beëindigen van de behandelrelatie ging de klacht niet. De waarschuwing is daarmee in hoger beroep komen te vervallen.
Gevolgen voor de praktijk
Deze uitspraak bevestigt de benodigde alertheid op hetgeen waarover daadwerkelijk geklaagd wordt in tuchtrechtprocedures in eerste aanleg. Alleen over die klachtonderdelen die in het klaagschrift zijn vervat, kan en mag de tuchtrechter oordelen. Op grond van artikel 65 lid 2 Wet BIG jo. artikel 4 Tuchtrechtbesluit BIG geldt immers dat het klaagschrift de klacht, de feiten en de gronden moet bevatten waarop deze berust. In een eerdere uitspraak van het CTG uit 2019 stond eenzelfde vraag centraal. Verweerster meende dat het RTG de klacht van klaagster ten aanzien van de dossiervoering na afloop van de mondelinge behandeling had uitgebreid met het verwijt dat klaagster ook niet goed was geïnformeerd over bepaalde bevindingen in het kader van haar behandeling. Het CTG stelde echter in die zaak vast dat een dergelijke klacht wel uit het klaagschrift kon worden herleid.
In hoger beroep staat de discussie over de omvang van het hoger beroep vaker centraal. Op grond van artikel 73 lid 1 onder a Wet BIG kan alleen beroep worden ingesteld door de klager, voor zover diens klacht in eerste aanleg is afgewezen of in geval van niet-ontvankelijkheid. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 november 2023 en van 5 april 2023 van het CTG waarin dit werd geoordeeld. Het CTG toetst hierop in hoger beroep vrij strikt, maar laat deze uitspraak een wijze les zijn om ook in eerste aanleg goed te toetsen of het RTG zich in het oordeel beperkt tot de klachtonderdelen die daadwerkelijk zijn ingediend.
Heeft u vragen in het kader van het tuchtrecht of heeft u zelf te maken met een tuchtklacht, neemt u dan gerust contact op met de experts van de Marktgroep Zorg van Nysingh.