Volgens de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 30 maart 2023 (gepubliceerd op 15 juni 2023; ECLI:NL:RBDHA:2023:8642 ) is deze vraag niet eenvoudig te beantwoorden. Ditzelfde geldt voor de vraag hoe fataal de termijn is waarbinnen een bestuursorgaan een verzoek op grond van artikel 4.6 van de Woo buiten behandeling mag stellen.

Wat was er aan de hand?


De Nationale Ombudsman (hierna: de Ombudsman) heeft besloten om alle verzoeken in het kader van de Woo, die zijn ingediend door of namens verzoeker na 17 november 2022, buiten behandeling te stellen wegens misbruik van recht. Bij dit besluit heeft de Ombudsman ook meegedeeld dat hij na de inwerkingtreding van het bestreden besluit maximaal twee Woo-verzoeken per maand van verzoeker in behandeling zal nemen.

Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft de Ombudsman het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep bij de rechtbank ingesteld, zodat het verzoek toto het treffen van een voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan hangende het beroep bij de rechtbank.

Juridisch kader


Artikel 4.6 van de Woo bepaalt dat indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, kan besluiten het verzoek niet te behandelen.

Het oordeel van de voorzieningenrechter


De Ombudsman heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 4.6 van de Woo hem ook de mogelijkheid biedt om – als misbruik is vastgesteld – het aantal in te dienen verzoeken te beperken en dat de antimisbruikbepaling en de toelichting op deze bepaling daarnaast ruimte biedt om de in het artikel gestelde termijn van twee weken niet fataal te laten zijn als later tijdens de behandeling van het verzoek blijkt van misbruik van recht.

 

Spoedeisende belang


Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er geen sprake van spoedeisend belang. Daar staat tegenover dat verzoeker terecht heeft gewezen op het feit dat bestuursorganen die de wettelijke mogelijkheden wensen te beperken om verzoeken of aanvragen in te dienen wegens misbruik van die mogelijkheden, zich hiervoor in het verleden in voorkomende gevallen tot de burgerlijke rechter hebben gewend. Dit nu het zonder wettelijke grondslag niet mogelijk is om een dergelijke ingrijpende beperking op te leggen zonder tussenkomst van de rechter.

Het is volgens de voorzieningenrechter zeer de vraag of de wetgever met de antimisbruikbepaling in artikel 4.6 van de Woo een grondslag heeft geschapen voor bestuursorganen om eigenstandig de mogelijkheid te beperken om Woo-verzoeken in te dienen, zoals de Ombudsman betoogt.

Gelet op i) de verstrekkende gevolgen van de opgelegde beperking, ii) het feit dat verzoeker dit punt uitgebreid aan de orde heeft gesteld in zijn bezwaarschrift, en iii) verweerder dit in het bestreden besluit kennelijk ongemotiveerd terzijde heeft geschoven, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit op dit onderdeel evident onrechtmatig is. Nu ook hierin aanleiding kan bestaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, wordt het gebrek aan spoedeisend belang verzoeker in dit geval niet tegengeworpen.

Artikel 4.6 Woo

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vraag of artikel 4.6 van de Woo bestuursorganen de ruimte geeft om een maatregel op te leggen waardoor een Woo-verzoeker wordt beperkt in zijn recht op toegang tot informatie, niet eenvoudig te beantwoorden. Ditzelfde geldt voor de vraag hoe fataal de termijn is waarbinnen een bestuursorgaan een verzoek op grond van artikel 4.6 van de Woo buiten behandeling mag stellen. De voorzieningenrechter wijst erop dat dit vragen zijn die niet eerder in rechte zijn beantwoord. Zij vergen nader onderzoek en lenen zich minder goed voor beantwoording in deze voorlopige voorzieningenprocedure.

 

De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van een belangenafweging bepalen of het verzoek om een voorlopige voorziening al dan niet moet worden toegewezen.

Omdat de beperking om verzoeken in te dienen verstrekkende gevolgen voor verzoeker heeft en het nog geruime tijd kan duren voordat het beroep in deze zaak is behandeld, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van verzoeker bij schorsing van dit onderdeel van het bestreden besluit totdat ten gronde over de zaak is geoordeeld, groter is dan het belang van de Ombudsman bij handhaving daarvan. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker weliswaar een relatief groot aantal Woo-verzoeken heeft gedaan in de afgelopen periode, maar dat niet is gebleken dat bij de Ombudsman hierdoor onoverkomelijke problemen zijn ontstaan. Daarnaast heeft de Ombudsman de mogelijkheid om verzoeken in voorkomende gevallen buiten behandeling te stellen.

De voorzieningenrechter heeft gelet daarop het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen in die zin dat de door de Ombudsman opgelegde maatregel die maakt dat verzoeker nog maar twee Woo-verzoeken per maand mag indienen, is geschorst totdat op het beroep is beslist. Het verzoek is voor het overige afgewezen.

 

 

Wat betekent dit voor de praktijk?

 

De uitspraak in de beroepsprocedure moet worden afgewacht om antwoord te krijgen op de vraag of  artikel 4.6 van de Woo bestuursorganen de ruimte geeft om een maatregel op te leggen waardoor een Woo-verzoeker wordt beperkt in zijn recht op toegang tot informatie. Hetzelfde geldt voor de vraag hoe fataal de termijn is waarbinnen een bestuursorgaan een verzoek op grond van artikel 4.6 van de Woo buiten behandeling mag stellen.

 

 

Tot die tijd moet er rekening mee worden gehouden dat een besluit waarbij op grond van artikel 4.6 van de Woo een maatregel wordt opgelegd waardoor een Woo-verzoeker wordt beperkt in zijn recht op toegang tot informatie, door de voorzieningenrechter zal worden geschorst.

 

 

Voor nu is het (dus) nog even afwachten. Zodra de uitspraak van de rechtbank bekend is, berichten wij u nader.