Naar aanleiding van het Didam-arrest van 26 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1778) is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: “BZK”) gekomen met een brief aan gemeenten waarmee zij geïnformeerd worden hoe het Didam-arrest geïmplementeerd kan worden in het beleid.

De brief is een voorloper van een handreiking die binnenkort gepubliceerd zal worden. Daarin zal BZK in samenwerking met de VNG en Neprom het Didam-arrest nader duiden en gemeenten voorzien van enkele praktische handvatten.

Woningbouwopgave en het Didam-arrest

BZK begint de brief met de constatering dat de woningbouwopgave in Nederland groot is. Het Didam-arrest kan volgens BZK leiden tot vertraging in de woningbouwopgave. Gemeenten zijn immers meer proceduretijd kwijt met de verkoop van onroerend goed dan op voorhand was voorzien. Het is volgens BZK zaak deze vertraging zoveel mogelijk te beperken en zoveel mogelijk tijd te winnen in het proces rondom de verkoop van onroerend goed.

Beleid, selectiecriteria en de publicatieplicht

BZK benadrukt allereerst dat het Didam-arrest tot gevolg heeft dat gemeenten meer dan eerst hun handelswijze rondom de verkoop van onroerend goed zullen vast moeten leggen in beleid. In dat beleid dienen gemeenten bijvoorbeeld vast te leggen (1) de wijze van selecteren, (2) de proceduretermijnen, (3) de weblocatie van publicatie en (4) de mogelijke selectiecriteria. Ook bij bestaand beleid is een actualisatie van dat beleid naar aanleiding van het Didam-arrest in veel gevallen onvermijdelijk, aldus BZK.

 

Bij het opstellen van selectiecriteria komt aan gemeenten beleidsvrijheid toe. Daarbij dient het te verwezenlijken doel met de verkoop van onroerend goed voorop te staan. Als voorbeeld noemt BZK het realiseren van huisvesting geschikt voor senioren. Een partij die in aanmerking wil komen voor de aankoop van het onroerend goed moet aantonen dat de plannen voldoen aan dat criterium en hij/zij in staat is de huisvesting te realiseren. Verder dienen gemeenten bij voorkeur het aantal selectiecriteria beperkt te houden en dienen zij erop toe te zien dat de selectiecriteria objectief toetsbaar zijn. Ook moet vooraf worden aangegeven hoe de verschillende criteria ten opzichte van elkaar worden afgewogen.

 

BZK benadrukt dat gemeenten in alle gevallen de voorgenomen verkoop dienen te publiceren. De in de publicatie te vermelden termijn dient redelijk te zijn, waarbij rekening gehouden moet worden met het werk dat moet worden verricht om een bieding voor te bereiden. Daarbij draait het in sterke mate om de complexiteit van de selectieprocedure. Ook als gemeenten van oordeel zijn dat sprake is van slechts één serieuze gegadigde moet het voornemen tot verkoop tijdig worden gepubliceerd. Tijdig betekent volgens BZK in ieder geval voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst.

 

BZK besteedt zo op een heldere manier aandacht aan de verschillende aspecten uit het Didam-arrest, maar biedt niet veel nieuwe gezichtspunten. We wijze van publicatie en de te hanteren selectiecriteria- en termijn zijn immers in eerdere beleidsdocumenten en literatuur al aan bod gekomen. BZK besteed echter ook aandacht aan de mogelijkheid voor gemeenten te werken met zogenaamde preferente partners, een mogelijkheid die eerder nog niet als zodanig erkend is.

Preferente partners

BZK houdt de mogelijkheid voor gemeenten open om te werken met zogenaamde preferente partners. Als voorbeeld noemt BZK woningcorporaties, die vanwege hun (wettelijke) taak per definitie gekwalificeerd kunnen worden als serieuze gegadigde. Daardoor staat de uitkomst van een selectieprocedure vaak op voorhand vast en is het ook niet nodig een dergelijke selectieprocedure in te richten. Wel dienen gemeenten in het beleid op te nemen wanneer gewerkt wordt met preferente partners en er dus geen plek is voor een openbare selectieprocedure. Zo wordt favoritisme en een gebrek aan mededinging voorkomen.

Op naar de handreiking

Met de brief heeft BZK gemeenten voorzien van een eerste nadere duiding van het Didam-arrest. BZK lijkt met name te zoeken naar de ruimte die het Didam-arrest nog wel laat. Verder benadrukt BZK het belang van beleid bij de verkoop van onroerend goed. Voor zover dat beleid er nog niet is zullen gemeente hiermee aan de slag moeten gaan. Echter, ook wanneer dat beleid er al wel is zorgt het Didam-arrest ervoor dat een actualisatie daarvan onvermijdelijk is. Dit zal vertraging in de woningbouwplannen opleveren. In de handreiking die binnenkort zal verschijnen zal BZK aandacht schenken aan de mogelijkheden die vertraging te voorkomen. Ook zal BZK in de handreiking komen met handvatten om (bestaand) beleid op het Didam-arrest aan te passen.

Meer informatie?

Wilt u meer weten over het Didam-arrest en de toepassing ervan in uw praktijk? Neem dan contact op met Jessica de Roos (M: 06 51385002, E: jesscia.deroos@nysingh.nl) of Jelle Cosijnse (M: 06 23489033, E: jelle.cosijnse@nysingh.nl)