Het is eindelijk zover: de Centrale Raad van Beroep (“CRvB”) heeft op de zonnige dag van 1 juni 2022 een voor werkgevers even zonnige uitspraak gedaan over compensatie van de door hen betaalde transitievergoeding. Wat was er aan de hand?

Discussie in een notendop

In haar blog van 20 januari 2022 heeft Hanneke Frijlink uitgebreid toegelicht wat de discussie over de compensatie van de transitievergoeding was. In een notendop kwam deze discussie erop neer dat het UWV zich op het standpunt stelde dat als de 104 weken van arbeidsongeschiktheid vóór 1 juli 2015 waren geëindigd en de arbeidsovereenkomst vervolgens met betaling van de transitievergoeding na 1 juli 2015 werd beëindigd, werkgevers recht hadden op een compensatie van € 0,-. Van daadwerkelijke compensatie was dus geen sprake. Hier konden verschillende werkgevers zich niet in vinden. Uiteindelijk heeft dit geleid tot een procedure bij de CRvB die op 1 juni 2022 de discussie heeft beëindigd; in het voordeel van de werkgever(s).

Eindstand: daadwerkelijk compenseren

De CRvB kan de uitleg van het UWV niet volgen. Heel kort samengevat baseert de CRvB zich hierbij op de tekst van artikel 7:673e BW (de grondslag voor eventuele compensatie van de transitievergoeding), het verband tussen het eerste en het tweede lid van dit artikel, het doel van compensatie en de maximering daarvan zoals die blijkt uit de wetsgeschiedenis.

 

Werkgevers kunnen vanaf nu dus ook aanspraak maken op compensatie van de transitievergoeding als sprake is van een dienstverband dat na 1 juli 2015 is geëindigd, maar de termijn van twee jaar arbeidsongeschiktheid is verstreken voor 1 juli 2015.

 

Volledige uitspraak