Bij de verzuimbegeleiding en re-integratie van een zieke werknemer, moet een werkgever zich laten ondersteunen door een bedrijfsarts, maar blijft de werkgever hiervoor zelf (eind)verantwoordelijk. Het kan daarom gebeuren dat de werkgever alle adviezen van de bedrijfsarts heeft gevolgd en tóch een loonsanctie krijgt opgelegd. Dit vaak tot grote verbazing van werkgevers.

Recent deed de Centrale Raad van Beroep hierover uitspraak (ECLI:NL:CRVB:2023:2216). Op basis van deze uitspraak vindt geen aardverschuiving plaats in de verantwoordelijkheid van de werkgever bij re-integratie. Er wordt, nog steeds, méér van de werkgever verwacht dan uitsluitend het volgen van adviezen van de bedrijfsarts (of andere deskundigen). Wel is er wat meer beoordelingsruimte voor de bedrijfsarts. Dat betekent ook dat er wat minder ruimte is voor het UWV is om te concluderen dat er re-integratiekansen zijn gemist en zodoende minder snel een loonsanctie mag opleggen. Een enigszins positief bericht voor werkgevers dus.

 

Wat speelde er?

De bedrijfsarts stelde vast dat de werkneemster voor 2 uur per dag (10 uur per week) belastbaar was. Naar aanleiding van de WIA-aanvraag stelde de UWV-arts – heel kort samengevat – vast dat er méér belastbaarheid was dan waar de bedrijfsarts vanuit was gegaan en er slechts een urenbeperking was van 4 uur per dag (20 uur per week).

 

De werkgever had onterecht gevaren op het advies van de bedrijfsarts en re-integratiekansen gemist, aldus het UWV. Een loonsanctie was het gevolg. Werkneemster en werkgever tekenden bezwaar aan, maar zonder succes. Bij de rechtbank ving de werkgever ook bot.

 

De aanhouder wint, want de CRvB volgde het UWV en de rechtbank niet.

 

Hoe oordeelde de rechter?

De CRvB oordeelt dat het UWV dient te toetsen of de bedrijfsarts op dat moment in redelijkheid tot zijn oordeel over de belastbaarheid kon komen. De bedrijfsarts moet dus een professionele marge worden gegund door het UWV. Het UWV geeft weliswaar achteraf een oordeel, maar moet daarbij de informatie die de bedrijfsarts destijds tot zijn beschikking had, in ogenschouw nemen. De bedrijfsarts had immers niet de ‘wijsheid van achteraf’.

 

In onderhavig geval had het UWV niet gemotiveerd waarom de bedrijfsarts niet van meer beperkingen mocht uitgaan. Dat de inschatting van de belastbaarheid destijds buiten de professionele bandbreedte viel, was (dus) niet kenbaar gemotiveerd door het UWV. Dat leidde tot de conclusie dat de loonsanctie onterecht was opgelegd.

 

De ‘voor rekening en risico-benadering’

De werkgever hield ook een betoog om af te wijken van de ‘voor rekening en risico’-benadering. Op basis van die benadering is en blijft de werkgever verantwoordelijk voor de re-integratie en dus ook voor de kwaliteit van de door de werkgever ingeschakelde deskundigen. De werkgever stelde dat zij niet beschikte over medische gegevens en om die reden niet eindverantwoordelijk zou moeten zijn voor de re-integratie. Het criterium zou volgens de werkgever moeten zijn of zij redenen had te twijfelen aan het advies van de bedrijfsarts. Luidt die conclusie: “nee”, dan zou geen loonsanctie op mogen worden gelegd, aldus de werkgever.

 

De CRvB gaat daar niet in mee, met name omdat de wet geen aanknopingspunten biedt hiervan af te wijken. Een voorstel tot wijziging van het relevante wetsartikel (65 WIA) is zelfs ingetrokken.

 

Praktische tip

Aangezien het voor werkgevers behoorlijk lastig is in te schatten of – en wanneer – er wellicht meer mogelijk is qua re-integratie, kunnen zij een deskundigenoordeel bij het UWV aanvragen. Zo wordt het UWV (vroegtijdig) betrokken en kan de re-integratie eventueel worden bijgesteld om een loonsanctie te voorkomen.

 

Neemt u bij vragen graag contact op. Contactgegevens staan op deze pagina.

 

Binnenkort praten we u weer bij over een ander onderwerp!