De meest gestelde vragen over het baanbrekende ‘Didam-arrest’ van de Hoge Raad van 26 november 2021 hebben we voor u op een rij gezet.


Wat is de reikwijdte van het arrest?

Het arrest ziet op privaatrechtelijke overeenkomsten waarbij een overheidslichaam een aan hem toebehorende onroerende zaak verkoopt (r.o. 3.1.2).

Is het arrest ook van toepassing op andere vormen van gronduitgifte, zoals erfpacht, pacht, huur en bruikleen?

Strikt genomen ziet het arrest alleen op de verkoop van onroerende zaken. Het laat zich echter moeilijk voorstellen dat de Hoge Raad tot een ander oordeel zal komen in een casus waarin een andere vorm van gronduitgifte centraal staat. Naar alle waarschijnlijkheid zal ook dan mededingingsruimte geboden moeten worden.

Voor welke overheidsorganen gelden de nieuwe procedurevoorschriften?

De grondslag voor de gegeven procedurevoorschriften ligt volgens de Hoge Raad in de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Uit wet (Awb) en rechtspraak blijkt dat deze beginselen – voor zover hier van belang – van toepassing zijn op:

  • organen van openbare lichamen (Staat, provincie, gemeente, waterschap) en
  • krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen met een overheidstaak (zoals het UWV);
  • een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.

Onder deze laatste groep vallen zowel

  1. privaatrechtelijke rechtspersonen op wier handelen door publiekrechtelijke organen een overwegende invloed wordt uitgeoefend, als
  2. privaatrechtelijke rechtspersonen aan wie specifieke publiekrechtelijke bevoegdheden zijn verleend ter behartiging van een aan hen opgedragen overheidstaak.

Deze organen zijn echter alleen bestuursorgaan voor zover zij met openbaar gezag zijn bekleed: slechts hun publiekrechtelijke rechtshandelingen zijn daarmee onderworpen aan publiekrechtelijke normering. Hiermee lijken deze privaatrechtelijke rechtspersonen in beginsel niet aan de procedurevoorschriften te zijn gehouden, maar kunnen zij hiervoor kiezen. Echter, als de privaatrechtelijke rechtspersoon specifiek in het leven is geroepen om procedurevoorschriften te omzeilen, is voorstelbaar dat de rechter tot een ander oordeel komt.

 

Ziet het arrest alleen op schaarse onroerende zaken? En wanneer is er sprake van schaarste?

Het begrip schaarste wordt door de Hoge Raad niet met zoveel woorden genoemd, maar uit r.o. 3.1.4 blijkt dat mededingingsruimte moet worden geboden als:

  • voor de aankoop van de desbetreffende onroerende zaak meerdere gegadigden zijn, of
  • het redelijkerwijs te verwachten is dat er meerdere gegadigden zullen zijn.

Zie in dit verband ook r.o. 3.1.9: het feit dat er andere vergelijkbare onroerende zaken beschikbaar zijn doet niet ter zake.

 

Gelet op de voorgaande definitie zullen veel voor verkoop in aanmerking komende onroerende zaken onder dit schaarstebegrip vallen.

 


Vragen

Wellicht hebben u en uw collega’s inmiddels ook andere vragen over grondverkoop door overheden, bijvoorbeeld naar aanleiding van een concreet dossier. Wilt u sparren over deze kwesties? Mail dan onze specialisten via onderstaand formulier. Zij maken dan graag een (online) afspraak met u om u te adviseren.

 

Naam(Vereist)