De ontwikkeling van zonneparken in Nederland is als gevolg van de energietransitie sterk in opkomst. Voor de totstandkoming van deze parken is vaak een wijziging van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning vereist.

AbRS 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2770

In de uitspraak van 14 augustus 2019 geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) duidelijkheid over de vraag of een omgevingsvergunning via de soepelere “kruimelgevallenregeling” kan worden verleend (artikel 2.12 lid 2 Wabo).

Tijdelijk zonnepark

De initiatiefnemer in deze heeft een omgevingsvergunning aangevraagd om tijdelijk een zonnepark met ongeveer 22.500 zonnepanelen en een aantal trafostations te realiseren. De omvang van het park bedraagt circa 4,3 hectare. Het is de bedoeling dat dit zonnepark stroom kan opwekken voor ongeveer 2.000 huishoudens.

 

Het college van B&W verleent medewerking aan dit initiatief door de omgevingsvergunning te verlenen door middel van de kruimgevallenregeling. Deze procedure staat echter niet open als de ontwikkeling een stedelijk ontwikkelingsproject betreft zoals bedoeld in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

Oordeel Afdeling

De rechtsvraag die in deze uitspraak voorligt, is of een zonnepark met deze omvang moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. De Afdeling beantwoordt die vraag aan de hand van de nota van toelichting bij het Besluit mer. Daarin is toegelicht dat het bij een stedelijk ontwikkelingsproject kan gaan om bouwprojecten als woningen, parkeerterreinen, bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen en dergelijke of een combinatie daarvan. Uit de voormelde voorbeelden kan worden afgeleid dat daarbij wordt gedacht aan een verstening of urbanisering van het gebied.

 

Het realiseren van het onderhavige zonnepark kan naar het oordeel van de Afdeling, gelet ook op de in de nota van toelichting genoemde voorbeelden, niet gelijk worden gesteld met dergelijke stedelijke ontwikkelingen. Daarbij acht de Afdeling het van belang dat de gevolgen voor het milieu van dit zonnepark in de kern beperkt zijn tot visuele hinder en landschappelijke aantasting.

 

Eerder oordeelde de Afdeling ook al dat de ontwikkeling van een zonnepark met een omvang van 9 ha ook niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling. Dat betekent ook dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet hoeft te worden doorlopen voor het betreffende zonnepark. De hierboven besproken uitspraak van de Afdeling is hiermee in lijn.

Voor de praktijk

Deze uitspraak van de Afdeling betekent dat de ontwikkeling van een tijdelijk zonnepark niet geldt als een stedelijk ontwikkelingsproject, zodat deze met de soepelere kruimelgevallenregeling gerealiseerd kunnen worden. Met de laatste toevoeging in haar overweging houdt de Afdeling overigens nog wel de deur open om hierover in andere gevallen, anders te oordelen. Namelijk wanneer een zonnepark in een voorkomend geval wél tot bijvoorbeeld landschappelijke aantasting kan leiden. Gemeenten doen er daarom goed aan om dit aspect dan ook wel te beoordelen indien zij soortgelijke aanvragen voor een zonnepark ontvangen.

 

Heeft u vragen over dit onderwerp neem dan contact op met ons team Energie & Duurzaamheid.