De Afdeling heeft in een uitspraak van 24 januari 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:168) geoordeeld over de vraag wie belanghebbende is bij de ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw). De uitspraak is met name interessant omdat de Afdeling in eerdere uitspraken twee verschillende benaderingen hanteerde ten aanzien van het belanghebbendebegrip. In deze uitspraak geeft de Afdeling aan welke benadering gevolgd moet worden.

De casus

Windpark Den Tol Exploitatie B.V. wil een windmolenpark bouwen in Netterden. Hiervoor heeft zij op 24 februari 2014 voor een aantal vogel- en vleermuissoorten ontheffing gevraagd van het in artikel 9 van de Ffw vervatte verbod om dieren te doden en verwonden. Bij het besluit van 17 maart 2016 heeft de staatssecretaris voor het voorziene windpark met negen windturbines voor dertien diersoorten ontheffing verleend van het verbod om dieren te doden en te verwonden.

 

Een aantal omwonenden maakt bezwaar tegen de ontheffing. De staatssecretaris verklaart dit bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat zij geen belanghebbenden zijn. Volgens de staatssecretaris wonen de omwonenden op een afstand van 500 tot 1640 meter tot de dichtstbijzijnde voorziene windturbine en zijn de vogels en vleermuizen waarop de ontheffing betrekking heeft met het blote oog niet meer te zien op een afstand van 500 meter. Er is daarom geen sprake van ruimtelijke uitstraling op hun directe woon- en leefomgeving, aldus de staatssecretaris.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij de ontvankelijkheid ten aanzien van de ontheffing moet – gelet op het feit dat de verleende ontheffing onlosmakelijk samenhangt met de door Windpark Den Tol Exploitatie B.V. aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen van de windturbines – worden uitgegaan van de ontvankelijkheid bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Vanwege de ruimtelijke uitstraling en de hoogte van de windturbines zijn de belangen van de omwonenden volgens de rechtbank rechtstreeks bij de ontheffing betrokken.

Ruimtelijke uitstraling ontheffing is bepalend

In hoger beroep betoogt de minister dat de omwonenden ten onrechte als belanghebbende zijn aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat voor de belanghebbendheid slechts van de Ffw-ontheffing moet worden uitgegaan.

 

De Afdeling stelt vast dat in eerdere uitspraken de belanghebbendheid van omwonenden bij een Ffw-ontheffing verschillend is vastgesteld. De Afdeling oordeelt nu – anders dan in de uitspraak van 19 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA3666) – en in overeenstemming met haar de van onder meer 12 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4024), dat bij de beoordeling van de vraag of een appellant belanghebbende is bij een ontheffing op grond van de Ffw de ruimtelijke uitstraling van het project waarvoor de ontheffing is verleend niet van belang is. Bepalend is of de handeling waarvoor de Ffw-ontheffing is verleend ruimtelijke uitstraling heeft op de woon- en leefomgeving van appellanten.

 

In dit geval is ontheffing verleend het doden van vogels en vleermuizen door de voorziene windturbines. Een ontheffing die op grond van de Ffw is verleend, ziet immers niet op de bescherming van gebieden, maar op de bescherming van soorten. Een Ffw-ontheffing heeft dan ook een daartoe beperkte ruimtelijke uitstraling.

 

De Afdeling is niet gebleken dat het gebruikmaken van de ontheffing ondanks de afstand en het geringe aantal verwachte slachtoffers enige ruimtelijke uitstraling op de omwonenden zal hebben en daarmee invloed zal hebben op hun directe woon- en leefomgeving. De enkele omstandigheid dat een aantal soorten vogels waarvoor ontheffing is verleend onder gunstige omstandigheden op die afstand waarneembaar is, is daarvoor onvoldoende. De belangen van de omwonenden worden daarom niet rechtstreeks getroffen door de verleende ontheffing en de staatssecretaris heeft het door hen tegen dat besluit gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Tot besluit

Met deze uitspraak maakt de Afdeling duidelijk hoe de belanghebbendheid bij de Ffw-ontheffing moet worden vastgesteld. Hoewel de Ffw inmiddels is vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb), is de uitspraak ook voor de ontheffing in het kader van soortenbescherming onder de Wnb van belang. In een uitspraak van 21 februari (ECLI:NL:RVS:2018:616) hanteert de Afdeling (onder verwijzing naar de hier besproken uitspraak) voor de Wnb-ontheffing dezelfde maatstaf bij de beoordeling van de belanghebbendheid van omwonenden. Voor een bespreking van de uitspraak van 21 februari 2018, verwijzen wij naar onze bijdrage over deze uitspraak.

Meer informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Vera Textor, E: vera.textor@nysingh.nl | T: 026 357 57 17 | M: 06 12 39 39 56 of Maarten van Nijendaal, E: maarten.vannijendaal@nysingh.nl | T: 026 357 56 29 | M: 06 22 17 66 54.