Gisteren heeft de Tweede Kamer haar akkoord gegeven op het op 6 april 2020 door minister Van Veldhoven aan haar voorgelegde spoedwetsvoorstel “Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten” (hierna: “Spoedwet”). Hierin wordt de tijdelijke verlenging geregeld van huurovereenkomsten die voor bepaalde tijd zijn gesloten.

Een huurovereenkomst woonruimte die voor bepaalde tijd is gesloten, kan op dit moment niet opnieuw voor bepaalde tijd worden voortgezet. Een verlenging van een dergelijke huurovereenkomst wordt volgens de huidige wet opgevat als een verlenging voor onbepaalde tijd, met volledige huurbescherming tot gevolg.

De Spoedwet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten

De spoedwet biedt een oplossing voor verhuurders en huurders waarvan het tijdelijke huurcontract afloopt tijdens de coronacrisis.

Tijdelijke huurcontracten die eindigen tussen 1 april 2020 en 30 juni 2020 kunnen, op verzoek van huurder, verhuurder of in gezamenlijk overleg eenmalig worden verlengd met maximaal drie maanden en tot uiterlijk 1 september 2020. Bij een dergelijke verlenging is dan nog steeds sprake van een tijdelijke huurovereenkomst waarbij de huurder geen huurbescherming geniet.

De Spoedwet geldt tot 1 september 2020, reden waarom verlengingen tot maximaal die datum duren. Indien nodig voorziet de Spoedwet erin dat de werking ervan één keer door de regering kan worden verlengd (tot uiterlijk 1 december 2020). Bij een dergelijke verlenging kunnen al verlengde tijdelijke huurovereenkomsten nogmaals (tijdelijk) worden verlengd. Ook vallen tijdelijke huurovereenkomsten, die zouden eindigen ná 30 juni 2020 en tussen de verlengde geldigheidsduur van de Spoedwet, dan onder het bereik.

Welke stappen moeten (ver)huurders volgen?

De verhuurder moet het einde van de huur volgens de gebruikelijke regels schriftelijk aankondigen; maximaal drie en uiterlijk één maand voor het verstrijken van de einddatum. De Spoedwet verplicht verhuurder hiernaast om de huurder te wijzen op zijn recht tot (tijdelijke) verlenging.

De huurder dient vervolgens binnen een week na de schriftelijke kennisgeving van de verhuurder een verzoek doen tot verlenging met één, twee of drie maanden, waarbij (vooralsnog) geldt dat tot uiterlijk 1 september 2020 kan worden verlengd.

Hierop volgend heeft de verhuurder weer een week de tijd om een verlengingsverzoek van huurder te weigeren op grond van één van de in de Spoedwet genoemde gronden. Doet de verhuurder dat niet (op tijd), dan geldt de huur als tijdelijk verlengd conform het verlengingsvoorstel van de huurder.

In geval van (tijdige) weigering kan een huurder tot slot de rechter verzoeken om de huurovereenkomst te verlengen. Ook een verhuurder kan de rechter verzoeken om de huurovereenkomst op een eerder tijdstip te laten eindigen dan het door de huurder verzochte tijdstip. In beide gevallen geldt dat de huurovereenkomst gedurende de procedure van kracht blijft.

Tot slot verdient nog de nodige aandacht dat indien een schriftelijke kennisgeving van het einde van de huur door een verhuurder is gedaan vóór 12 maart 2020, verlenging van de betreffende tijdelijke huurovereenkomst slechts mogelijk is met wederzijds instemmen van partijen. Dit kan dus niet eenzijdig of via de rechter worden afgedwongen, zoals hiervóór beschreven.

Contact

Vragen over het bovenstaande of andere huurrechtelijke aspecten? Neem gerust contact op met Özlem Demirkol,  T + 31 (0)88 752 02 25, E: ozlem.demirkol@nysingh.nl